Madoc (Maçonniek Studie- en Documentatiecentrum). Van archief van het Grootoosten van België tot onafhankelijke vzw
David Vergauwen, Madoc
In 2023 viert de internationale vrijmetselarij de driehonderdste verjaardag van de publicatie van The Constitutions of the Freemasons, het stichtingsdocument van de moderne vrijmetselarij en wellicht het meest invloedrijke maçonnieke document ter wereld. Het fenomeen vrijmetselarij is zonder twijfel meer dan honderd jaar ouder dan dat, maar de basisprincipes, gedeelde kernverhalen en de daarbij behorende gedragscodes die in 1723 werden vastgelegd, bleken bepalend voor haar identiteit en maakten vrijmetselarij tot wat het vandaag is. De geschiedenis van de vrijmetselarij in België is ongeveer even oud. Vandaag telt de de orde in België zo’n 28.000 leden, verdeeld onder diverse obediënties, waarvan de grootste en oudste, het Grootoosten van België (GOB) ongeveer 10.000 leden telt. Het Grootoosten van België ontstond in 1833 en is om historische redenen vandaag de enige obediëntie die het Madoc financieel ondersteunt. Vrijmetselaars organiseren zich in loges of ‘werkplaatsen’ en binnen die werkplaatsen wordt ook een administratie gecreëerd. Daarvoor is de secretaris verantwoordelijk. Eens de secretaris zijn werk heeft gedaan, worden cruciale documenten bewaard in het archief, waarvoor een archivaris van de werkplaats wordt aangesteld. Heel wat werkplaatsen bezitten zelfs archiefmateriaal uit de vroegste periodes van hun bestaan. Deze maçonnieke archieven zijn een schat van informatie voor de culturele, sociale en politieke geschiedenis van ons land, maar blijven tot vandaag nog steeds onontgonnen terrein voor onderzoekers. Zonder twijfel heeft de maçonnieke discretie en geheimhouding daar iets mee te maken.
In 1968 werd in de schoot van het GOB het Madoc (MAçonniek Studie- en DOCumentatiecentrum) in het leven geroepen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat het Madoc het archief en de bibliotheek van het GOB zou beheren en was haar werking uitsluitend bedoeld voor het secretariaat van het GOB en de leden die bij die obediëntie waren aangesloten. Gaandeweg werd duidelijk dat ook individuele werkplaatsen hulp konden gebruiken bij het beheren of bewaren van hun archieven. In 1977 had het GOB als artikel 3 van haar nieuwe statuten laten opnemen dat zij voortaan een federatie van loges was die allen onafhankelijk en autonoom functioneerden. Dit impliceerde dat elke werkplaats de facto verantwoordelijk was voor de eigen administratie en archivering. De manier waarop dit gebeurde varieerde sterk van werkplaats tot werkplaats. Er was dus meteen een rol voor het Madoc weggelegd om werkplaatsen daarin te ondersteunen en te adviseren, maar vooralsnog was deze instelling vooral het archief en de bibliotheek van het GOB.
Rond 2000 maakt het Madoc zich op voor het ontvangen van een substantieel pakket aan archieven die in 1992 werden geïdentificeerd in een depot in Moskou. Het ging om een verzameling archieven die tijdens de Tweede Wereldoorlog uit diverse Belgische werkplaatsen waren geroofd en door de Duitse bezetter naar Berlijn werden overgebracht. Daar werden ze op hun beurt in 1945 door de Russen meegenomen die de archieven na de val van het communisme wensten te restitueren. Alle Belgische werkplaatsen die tijdens de oorlog het slachtoffer waren geworden van deze ontvreemding kwamen overeen dat de collectie ondeelbaar was en dat ze het beste op een centrale plaats werd bewaard. Sinds 19 juni 2002 rusten de archieven van Moskou in het Madoc en begon het proces van bewaring en ontsluiting van de collectie.
Het was duidelijk dat de komst van de ‘Archieven van Moskou’ het Madoc een beslissende richting heeft uitgeduwd. In januari 2004 werd het Madoc een onafhankelijke vzw. De band met het GOB is nog steeds hecht, aangezien deze obediëntie vandaag nog steeds instaat voor twee-derde van de werkingskosten van het Madoc. Het bestuur van het Madoc kent bovendien dezelfde samenstelling als die van het GOB. Andere obediënties dragen niet rechtstreeks bij tot de kosten van het Madoc, maar deze instelling stelt zich blijkens haar missie wel degelijk ten dienste van de volledige Belgische vrijmetselarij en haar archieven. Van de Federation Wallonie-Bruxelles kreeg het Madoc ook een subsidie die werd gebruikt om de archieven van Moskou te inventariseren op stukniveau, zuurvrij te verpakken en te digitaliseren. Het Madoc was niet langer een éénmanszaak, maar werd uitgebouwd tot een instrument dat een rol wil spelen in de geschiedschrijving van de Belgische vrijmetselarij.
De collectie van het Madoc is klein en gespecialiseerd. Alle boeken en archieven in haar collectie hebben betrekking op de vrijmetselarij in België en werden in depot gegeven of geschonken door maçonnieke organisaties of door particuliere personen die vrijmetselaar zijn of waren. Op dit moment beheert het Madoc 40 archiefcollecties. De twee voornaamste zijn het archief van het Grootoosten van België (GOB) en het zogenaamde ‘Archief van Moskou’. Hoewel er oudere stukken in het archief van het GOB te vinden zijn loopt dit archief vanaf de jaren 1940 tot vandaag. Het is het enige dynamische archief in het beheer van het Madoc. Verder zijn er archieven van individuele werkplaatsen, zoals ‘L’Amitié’ uit Kortrijk of ‘La Pierre Angulaire’ uit Brussel. Bijzonder rijke historische archieven zijn die van ‘La Parfaite Intelligence et l’Etoile Réunis’, ‘Les Amis Philanthropes N°2’ die allen teruggaan tot de negentiende eeuw. Van uitzonderlijk historisch belang is ook het archief van de Belgische vrijmetselarij tijdens de Tweede Wereldoorlog, een verzameling van vaak verspreidde archiefdocumenten die op allerlei manieren tot in het Madoc zijn geraakt en over de jaren is aangegroeid tot een vaak geraadpleegd archief voor onderzoekers met een interesse in collaboratie, verzet en concentratiekampen. Alles bij elkaar draagt het Madoc zorg voor 252 lopende meter archief.
Aangezien haar onderwerp een niche is (de Belgische vrijmetselarij) en haar collectie onvermijdelijk eerder beperkt, heeft het Madoc niet dezelfde ambities als het Mundaneum of het KADOC.
De bijzondere uitdagingen van het Madoc
Sinds twintig jaar heeft het Madoc een drievoudige functie en één eenvoudige ambitie: zij is als archief, bibliotheek en studiecentrum het referentiepunt voor de geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij en wil dat in de toekomst steeds meer worden. Het Madoc kan deze rol enkel naar ieders tevredeheid waarmaken, als zij tegelijk een openheid garandeert voor onderzoekers van buitenaf en een respect kan garanderen voor de maçonnieke discretie. Dit zorgt ervoor dat het Madoc een unieke positie inneemt in het archivistiek veld, waarbij maçonnieke archieven ook op een ‘maçonnieke manier’ kunnen worden bewaard en gevaloriseerd. Wat bedoelen we daarmee?
Archief
Gezien het unieke onderwerp en de gevoeligheid inzake maçonnieke discretie, heeft het Madoc een aantal mechanismen die zowel de externe onderzoeker als de vrijmetselaar kan bevredigen. Ten eerste gebeurt elke consultatie op afspraak, waarbij van elke bezoeker wordt bijgehouden waar hij vandaan komt en waarop hij wenst te werken. Deze informatie is uiteraard vertrouwelijk en wordt niet met derden gedeeld. Ten tweede zijn niet alle archieven voor iedereen raadpleegbaar. De schenker of bruikleengever kan namelijk bijzondere consultatievoorwaarden opstellen. Deze voorwaarden zijn modulair en worden geval per geval contractueel vastgelegd. In principe hanteert het Madoc drie categorieën:
-
Vrij raadpleegbaar. Onderzoekers wordt toegang verleend door de directeur van het Madoc zonder enige restrictie. Men maakt enkel een afspraak.
-
Consultatievoorwaarden Madoc. Onderzoekers wordt toegang verleend door de directeur van het Madoc zonder enige restrictie met uitzondering van documentatie die dateert van na het jaar 1950 of elk ander dossier dat de schenker of depotgever heeft gemarkeerd. Dit gebeurt om de privacy van levende of recent overleden vrijmetselaars en hun families te respecteren.
-
Bijzondere consultatievoorwaarden. Onderzoeker wordt toegang verleend door de directeur van het Madoc, mits voorafgaandelijke geschreven toestemming van de depotgever.
In het laatste geval maakt de onderzoeker twee documenten over aan de directeur van het Madoc-Madoc. In het eerste document stelt de onderzoeker zichzelf voor. In het tweede document maakt hij duidelijk welke stukken hij wil raadplegen en met welke reden. De directeur van het Madoc vraagt vervolgens voor de onderzoeker de toestemming bij de depotgever. Het is de depotgever die beslist over de toegang tot het archief. Op deze manier garandeert het Madoc discretie. Deze waarborg kan een incentief zijn voor schenkers of bruikleengevers van maçonnieke archieven om hun materiaal aan de goede zorgen van het Madoc toe te vertrouwen. Tevens stelt het onze organisatie in staat om maçonniek materiaal te bergen voor de toekomst en zelfs te valoriseren, indien mogelijk.
Dit maakt het acquisitiebeleid van het Madoc tot een oefening in diplomatie, waarbij het respect voor de maçonnieke discretie keer op keer wordt afgewogen tegen het vooruitzicht op de berging van uniek maçonniek archiefmateriaal. Immers: indien het Madoc die garantie niet kan geven, zal het ook geen archief in bewaring krijgen. Het acquisitiebeleid is daarom een zaak van diplomatie en actieve prospectie. Individuele werkplaatsen bezitten vaak een uitgebreid en historisch belangrijk archief. Juist daar rust een taak voor het Madoc. Dankzij het GOB heeft het Madoc automatisch goede banden met alle werkplaatsen van het GOB en zelfs met die welke niet tot deze obediëntie behoren. Het maakt het makkelijk om maçonnieke archieven te lokaliseren. Het Madoc ziet het als haar taak om deze archieven te registreren en de archivarissen van werkplaatsen bij te staan met het adequaat inventariseren en conserveren van hun materiaal. Daarbij komt heel wat extra muros werk kijken:
-
Actieve prospectie: op vraag van het Madoc wordt de directeur van het Madoc toegang verleend tot het private archief van een werkplaats. Eens ter plaatse maakt hij aantekeningen die worden verwerkt in een verslag over de staat van het archief. In het verslag wordt vrijblijvend advies verstrekt die de werkplaats in kwestie kan helpen om haar archief op een betere manier te bewaren. Het Madoc neemt ook de opvolging ter harte en staat ter beschikking van de werkplaatsen voor verder advies.
-
Vorming: enkel in uitzonderlijke gevallen wordt het archief van een werkplaats toevertrouwd aan een persoon met ervaring. De meeste archivarissen van werkplaatsen zijn goed-bedoelende amateurs die hun taak goed willen doen, maar niet over voldoende kennis of ervaring beschikken. Het Madoc stelt een brochure ter beschikking ten behoeve van de archivarissen van de loges. Daarin worden de basisregels van het archiveren, alsook een woordenschatlijst opgenomen. De brochure is opgesteld vanuit de praktijk en is specifiek toegespitst op maçonnieke archiefbewaring. De brochure wordt gratis uitgedeeld op de jaarlijkse vormingsdagen die het Madoc organiseert over maçonnieke archieven. Deze is in de eerste plaats bedoeld voor de archivarissen, bibliothecarissen en secretarissen van de loges.
-
Dienstverlening: het Madoc kan ook helpen met de aankoop van gespecialiseerd materiaal, zoals zuurvrije dozen of mappen, opbergsystemen of meubilair.
-
Ontsluiting: uiteraard moedigt het Madoc een politiek van centralisatie aan, waarbij historisch interessante archieven door haar in depot worden genomen en op eigen kost worden geschoond, verpakt, geïnventariseerd en gedigitaliseerd. Wil men dat niet, dan kan het Madoc helpen door advies te geven over hoe men de archieven van een werkplaats schoont, zuurvrij verpakt en inventariseert. De inventaris is vervolgens ook raadpleegbaar op het Madoc. Op termijn plant het Madoc een archiefgids te maken met alle Belgische maçonnieke archieven die in binnen- en buitenland worden bewaard.
Alleen op die manier kunnen de archieven van de Belgische vrijmetselarij haar potentieel tot valorisatie realiseren.
Bibliotheek
Het Madoc beschikt over een bibliotheek met ongeveer 15.000 boeken en een collectie van een kleine 1.000 waardevolle of unieke drukken uit de achttiende en negentiende eeuw. Deze waardevolle boeken zullen in de komende jaren op inhoud worden gescand en online ter beschikking worden gezet. Het Madoc heeft ook een indrukwekkende verzameling maçonnieke tijdschriften waarop zij nog steeds een abonnement heeft. De collecties maçonnieke tijdschriften worden door vrijwilligers doorgenomen en alle artikels worden apart ingebracht in het databeheersysteem en voorzien van sleutelwoorden.
Ook maçonnieke publicaties kunnen wel eens vallen onder de sluier van de maçonnieke geheimhouding. Een verjaardag van een loge resulteert niet zelden in een publicatie over haar geschiedenis. Zoiets is uiteraard aan te moedigen. Vaak werken mensen mee als auteur van een artikel of hoofdstuk die niet wensen dat hun naam naar de buitenwereld wordt gecommuniceerd. Vaak bespreekt men in zo’n boek ook de laatste decennia van de werkplaats of publiceert men ledenlijsten. Maçonnieke organen die een dergelijke publicatie maken zijn er vaak trots op en schenken een exemplaar aan het Madoc. Deze boeken worden echter in een aparte gesloten kast bewaard en kunnen door niet-leden enkel worden ingekeken na toestemming van de verantwoordelijke uitgever.
Studiecentrum
De derde functie van het Madoc is die van studiecentrum. Er was een tijd waarin onderzoek naar om het even welk aspect van de geschiedenis van de vrijmetselarij in België een daad van academische seppuku was. Wie om het even welk aspect van de vrijmetselarij bestudeert moet wel een of ander verborgen belang dienen of ergens een schimmige associatie hebben met de orde. Het gevolg daarvan was dat de geschiedschrijving van de vrijmetselarij gedurende een (te) lange tijd het domein was van de amateurhistorici en de crackpots die ofwel zelf lid waren, een sterke apologetische en daarom weinig objectieve schrijfstijl hadden en daarmee het bestaande vooroordeel enkel aanwakkerden, of die reflexmatig een zeker antigedrag vertoonden tegenover het maçonnieke fenomeen en daarbij eerder schreven vanuit een licht hysterische obsessie over complettheorieën en samenzweringenshypotheses allerhande. Sinds de jaren 2000 kwijnt dit vooroordeel langzaam weg en wordt de studie van vrijmetselarij, in België net als in het buitenland, ook binnen de context van het universitair wetenschappelijk onderzoek gevoerd. Die studie naar de grondslagen, geschiedenis, invloed en artistieke productie van de Belgische vrijmetselarij verdient objectieve wetenschappelijke studie en universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen zijn de aangewezen plaatsen om dit onderzoek te voeren. Het Madoc bestaat voor de dappere wetenschappers die het gevecht met het vooroordeel aangaan, even goed als voor de vrijmetselaar die zijn kennis over het maçonnieke fenomeen wil versterken.
Toch zijn de ambities van het Madoc bescheiden. Vrijmetselarij is een uiterst welomschreven studiedomein, maar is veel te klein en te verkokerd om helemaal op zichzelf interessant te kunnen zijn voor de moderne historiografie. Het is daarom van het hoogste belang dat het verkokerde perspectief wordt opgegeven in functie van een breder, maatschappelijk kader. Het schrijven van de geschiedenis van een loge of de biografie van een prominente vrijmetselaar blijft waardevol werk, maar wordt veelal ondernomen door mensen van binnen de organisatie en wordt meestal enkel door vrijmetselaars gelezen. Daar is niets verkeerd mee en we zijn blij met de historische interesse vanwege zovele vrijmetselaars. Wat we evenwel wensen te betrachten is dat onderzoekers van buitenaf het ‘maçonnieke’ veld meenemen in hun historische analyses. Mijn eigen onderzoek rond 2015 rond het Belgische muziekleven in Brussel in de loop van de negentiende eeuw maakte dankbaar gebruik van de maçonnieke connecties die onder meer bestonden aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en vooral in de Muntschouwburg. Het organiseren van maçonnieke concerten in de Munt, de compositie van grootschalige maçonnieke cantates en de grote publieke manifestaties van een militante vrijmetselarij in de negentiende eeuw gaven vorm aan het culturele leven van onze hoofdstad en verdienen hun plaats te krijgen in de sociaal-culturele analyse van de Brusselse negentiende eeuw. Maar er zijn andere voorbeelden. Wie wil werken rond urbanisatie, stedenbouw en architectuur in de negentiende-eeuwse Belgische steden, doet er goed aan de architecturale projecten van de Belgische vrijmetselarij, alsook de maçonnieke netwerken tussen projectontwikkelaars, ambtenaren, politici en architecten te onderzoeken. Op die manier wordt een laag in het onderzoek aangesneden die anders onzichtbaar blijft en daartoe heeft men toegang nodig tot maçonniek bronnenmateriaal. De rol van het studiecentrum is bijgevolg dubbel. Aan de ene kant worden er vanuit het Madoc zelf initiatieven genomen tot onderzoek en publicatie, maar is er ook een rol weggelegd als fascilitator. Wie het maçonnieke veld in zijn onderzoek wil meenemen, moet daarvoor gebruik maken van maçonnieke bronnen. Door mee te helpen zoeken naar relevant bronnenmateriaal en manieren om ze toegankelijk te maken, geeft het Madoc impulsen aan wetenschappelijk onderzoek. Dat is ook waarom de associaties de Brusselse universiteiten ULB en VUB zo belangrijk zijn. Het Madoc is daarbij ook een partner van de ‘Secular Studies Association Brussels’.
Toekomst
Het nieuwe decreet dat binnenkort in werking treedt, biedt voor het Madoc nieuwe kansen. Het zal er voor zorgen dat de participatie tussen de overheid en het GOB een evenredige 50-50 zal worden, waarbij de wensen van de overheid naar conservatie en valorisatie van erfgoed, het geven van impulsen tot wetenschappelijk onderzoek en het organiseren van educatieve activiteiten voor een breed publiek perfect harmoniëren met de wensen van het GOB naar het behoud van het erfgoed van de Belgische vrijmetselarij, een performante dienstverlening naar haar leden en het realiseren van haar politiek van exteriorisatie, waarbij het Madoc, samen met het Museum van de Belgische Vrijmetselarij, het voornaamste kanaal wordt om de levensbeschouwelijke ideeën en het cultureel-historisch erfgoed van de Belgische vrijmetselarij beter bekend te maken.