Kesteloot, Chantal, Walloon federalism or Belgian nationalism? The Walloon movement at the end of the First World War, NISE essays 6 (Antwerpen: Peristyle, 2021), 56 p.
Elias Degruyter (UGent)
Autonomie of dominantie? Dat was de vraag die de Waalse beweging na de Eerste Wereldoorlog verdeelde in een Waals-federalistisch en een Belgisch-nationalistisch kamp. Hoe de oorlog die tweedeling beïnvloedde in een bloeitijd van het Belgisch nationalisme is het onderwerp van de uitgave Walloon federalism or Belgian Nationalism. The Walloon movement at the end of the First World War (2021) van historica Chantal Kesteloot. De tekst vormt het zesde deel in een reeks essays gepubliceerd door NISE, het onderzoeksplatform voor de studie van nationale bewegingen in Europa, met onder meer studies van Joep Leerssen, Miroslav Hroch en Bruno De Wever. Dit essay is deels gebaseerd op een eerdere bijdrage van Kesteloot aan de verzamelbundel Minorités, identités régionales et nationales en guerre 1914-1918 uit 2017.
Kesteloot bespreekt de geschiedenis van de Waalse beweging rond de Eerste Wereldoorlog aan de hand van de historische discussie over het idee van de ‘administratieve scheiding’, een vroege voorloper van het huidige Belgische federalisme. De lezer krijgt in vier korte hoofdstukjes een overzicht van de oorsprong van het idee in de schoot van de Waalse beweging voor de oorlog, de initiatieven die in de geest van zo’n scheiding werden genomen tijdens de bezettingsperiode, de naoorlogse discussie die erover bestond binnen de Assemblée wallonne, en de vraag naar de aard van het Waalse activisme tijdens de oorlog.
Scheidingswens
Administratieve scheiding was de reactie van een deel van de Waalse beweging op de vrees voor de minorisering van de Franstaligen in België. Het idee werd in 1912 ter bestudering op de agenda geplaatst van de pas opgerichte Assemblée wallonne (Walloon Assembly in deze Engelstalige uitgave), de belangrijkste militantenorganisatie met zowel vooraanstaande socialisten en liberalen als lokale activisten. De aanleiding was de sinds 1884 voortdurende politieke dominantie van de katholieke partij, die vooral in Vlaanderen sterk stond. Federalisme zou die dominantie kunnen omzeilen. Tegelijk waren er in de Assemblée wallonne militanten die de verdediging van de eentaligheid van België belangrijker vonden dan een administratieve scheiding. Het resultaat was dat de vergadering wel een Waalse vlag, hymne en officiële vakantie koos, maar niet overeenkwam wat zo’n scheiding kon of moest betekenen (p. 10).
Manifesten en ministeries
Nochtans lieten de voorstanders van zo’n scheiding zich tijdens de oorlog het luidst horen. Kesteloot raakt daarmee aan een onderwerp dat in de bestaande historiografie, met haar focus op Belgisch en Vlaams-nationalisme tijdens de oorlog, weinig bekend is: de geschiedenis van de Waalse beweging tijdens en net na de bezetting. Zo werd in 1916, als reactie op de vernederlandsing van de Gentse universiteit, de krant L’Avenir wallon opgericht, die met enkele parlementsleden in haar redactieraad een wallingantisch tegenwicht wilde vormen tegen de Flamenpolitik. Omgekeerd zocht de Duitse administratie ook zelf medestanders in Franstalig België. De oprichting van een ‘Raad van Wallonië’ naar Vlaams model tijdens een bijeenkomst met afgevaardigden van de Assemblée wallonne mislukte. ‘Waalse ministeries’ in Namen kwamen dan weer wel van de grond. In 1918 ontstond het Comité de Défense de la Wallonie, met daarin drie afgevaardigden van de Assemblée wallonne. Deze organisatie publiceerde twee manifesten met de eis tot federalisme. Sommige commissieleden zochten zelfs toenadering tot de Raad van Vlaanderen om de mogelijkheden van dat systeem te bespreken.
Naast nog andere, minder zichtbare, ondergrondse activiteiten en publicaties, was vanaf 1916 de publicatie van L’Opinion Wallonne van belang. Dat was een krant die vanuit Parijs werd uitgegeven door journalist Raymond Colleye. Hierin werd net als in L’Avenir wallon gepleit voor federalisme, met systematische aanvallen op de Belgische regering in Le Havre. De vooroorlogse terughoudendheid ten opzichte van de administratieve scheiding verdween. De toewijding aan het ‘vaderland’ raakte ondergeschikt aan het Wilsoniaanse ‘recht op zelfbeschikking’.
Federalisme
Die houding zou echter een obstakel vormen in vredestijd. Hoewel het Waalse activisme in omvang veel kleiner was dan het Vlaamse, wilde de Waalse beweging zich van elke associatie met de bezetter ontdoen – onder meer door het bestaan van een Waals activisme te ontkennen (p. 36). Wie de bezetter in naam van de Waalse beweging gesteund had, werd berecht en in de meeste gevallen veroordeeld.
Tegelijk vreesden de wallinganten opnieuw voor politieke irrelevantie. Founding father van de Waalse beweging Jules Destrée stelde vast dat Vlaanderen beloond werd voor zijn verraad, terwijl Wallonië genegeerd werd om zijn loyauteit (p. 24). Het was dus zaak voor de Assemblée om de rangen te sluiten en een programma voor te stellen. De grote lijnen daarvan bleven dezelfde als die voor de oorlog: geen minorisering van Franstaligen, eentaligheid in Wallonië en tweetaligheid in Vlaanderen, en dat alles in een Belgisch kader. Toch werd in 1919 intens gedebatteerd over de juiste invulling van het programma. Federalisme, de nieuwe naam voor de administratieve scheiding, stond centraal in de discussie. Na tal van stemrondes in zeven vergaderingen werd uiteindelijk beslist om geen federalisme maar een systeem van dubbele meerderheden in het programma op te nemen. De verdediging van het Frans in heel het land was niet compatibel met een federaal systeem. De staatshervorming werd verworpen, net als de optie van tweetaligheid in Wallonië. Ook de strijd tegen het flamingantisme was een prioriteit.
Daarmee kon het nieuwe leiderschap van de Assemblée haar overwinning op de radicale vleugel opeisen. De federale ambities, gegroeid tijdens de oorlog en gevoed door het discours van L’Opinion wallonne en de ideeën van Wilsons 14-puntenplan, werden ingeruild voor de verdediging van het Frans in de Belgische natiestaat.
Belgisch nationalisme
Het is die Waalse recuperatie van de Belgische natiestaat die Kesteloot belicht in haar conclusies. Niet alleen wees de Waalse beweging de administratieve scheiding expliciet van de hand, ze associeerde die nu ook bewust met de Vlaamse beweging en haar anti-Belgische houding. De Waalse beweging daarentegen werd Belgisch-nationalistisch – zolang Frans in België de dominante taal was. De beweging verzette zich tegen nieuwe taalwetgeving en de vernederlandsing van de Gentse universiteit, in naam van de eenheid van België. Dat gebeurde opnieuw toen het Vlaams-nationalisme in extreemrechts vaarwater kwam. Opnieuw moesten federalistische ideeën, die de opgave van het Frans in Vlaanderen zouden betekenen, wijken voor een Belgisch-nationaal verhaal dat de Waalse beweging in een positief daglicht stelde. Kesteloot besluit dat het federalisme na de Tweede Wereldoorlog uiteindelijk wel mainstream zou worden, eerst binnen de communautaire partijen, en gaandeweg over de partijgrenzen heen.
Walloon federalism or Belgian nationalism is een overzichtelijk essay dat een helder licht werpt op een splijtzwam in de Waalse beweging rond de Eerste Wereldoorlog. De naoorlogse discussies over en uiteindelijke afwijzing van het federalisme (administratieve scheiding) bewijzen hoezeer de Assemblée wallonne vasthield aan de suprematie van het Frans in België. Die dominantie van het Frans raakte, zoals Kesteloot opmerkt, in het interbellum geleidelijk totaal ondermijnd. Interessant is bovendien de observatie hoe de Waalse beweging, in tegenstelling tot de Vlaamse, het Belgisch nationalisme na de Eerste Wereldoorlog recupereerde en gebruikte als symbool voor haar eigen politieke strijd. Dat de hardnekkige verdediging van een eentalig België de middelpuntvliedende krachten net zouden versterken, was niet voorspeld. Met een reeks afbeeldingen en verschillende biografische lemma’s in het voetnotenapparaat vormt deze tekst een uitstekende bijdrage in de NISE-essayreeks.