100 jaar VTB. Digitale publiekswerking aan het ADVN
Andreas Stynen, KU Leuven
Op 29 januari 2022 was de voormalige Sint-Augustinuskerk in Antwerpen het decor van een bijzonder verjaardagsfeest: exact een eeuw voordien klonk in een café elders in de stad het officiële startschot van de Vlaamse Toeristenbond (VTB). Ondanks een bij momenten woelige geschiedenis kan het belang van deze organisatie niet worden overschat. Na nog geen acht jaar telde de vereniging liefst 100.000 leden, en was ze een massabeweging die een stempel zou drukken op de ontdekking van binnen- én buitenland door vele generaties Vlamingen. Vandaag is Cultuursmakers – de naam waaronder de sociaal-culturele vereniging sinds het eeuwfeest door het leven gaat – een heel andere organisatie met vooral ook heel andere ambities dan de vroegere VTB, maar toch laat ze de honderdjarige geschiedenis niet zomaar voorbijgaan. Historisch onderzoek door het ADVN vormt de basis voor een overzichtstentoonstelling en bijhorend boek waarin oorsprong en evolutie van de VTB inzicht geven in de ontwikkeling van het toerisme in Vlaanderen.
De expositie en de publicatie in de zomer van 2022 zijn evenwel niet de enige initiatieven. Vanuit de wens om het brede publiek al in een vroeger stadium inzage in het onderzoek te geven én het zo mogelijk ook actief in de voorbereidingen te betrekken – helemaal in lijn met de nadruk op participatie in de erfgoedsector – is er sinds juni 2021 ook een online luik aan het VTB-project. De website ‘100 jaar VTB’ en een webexpo (of online tentoonstelling) over een specifiek deel van het breed opgezette onderzoek vormen smaakmakers voor de aankomende, in zekere zin meer traditionele initiatieven. In deze bespreking wil ik reflecteren over de waarde, het potentieel en de mogelijke tekortkomingen van de gekozen aanpak voor een erfgoedinstelling als het ADVN. Als voormalig medewerker van de instelling heb ik veel sympathie voor de werking en het personeel van de instelling, zonder dat dit mijn kritische zin echter uitschakelt.
Ontsnapping uit de lockdown
Het uitbouwen van een digitale publiekswerking is geen nieuwigheid. Sommige zogenaamde ‘geheugeninstellingen’ (musea, archieven, bibliotheken…) zetten medio jaren 1990 al de eerste stappen richting een online aanwezigheid. Dat gebeurde doorgaans aarzelend, uit vrees zichzelf in de voet te schieten: de bezorgdheid dat geïnteresseerden voortaan thuis zouden blijven en hun scherm boven een fysiek bezoek zouden verkiezen, klonk luid. Ruim twee decennia later is die twijfel echter achterhaald: wereldwijd blijken activiteiten in virtual space net een extra stimulans om collecties ook met eigen ogen te gaan aanschouwen. Onverwacht veranderde de situatie drastisch in het voorjaar van 2020: de coronapandemie betekende voor talloze instellingen een maandenlange sluiting, met online activiteiten als zo ongeveer de enige overblijvende mogelijkheid.1 Op globale schaal wijzen schattingen in de richting van liefst 60% van de musea die de lange gedwongen inactiviteit probeerden op te vangen door hun digitale werking op te schroeven, met behulp van sociale media, online rondleidingen en virtuele tentoonstellingen.2
Niet enkel de grote instellingen met internationale uitstraling ontvouwden een waaier aan digitale activiteiten. Ook kleinere erfgoedinstellingen met een veel beperkter budget sprongen op de kar en wilden inspelen op de stijgende vraag om van thuis uit aan cultuur te doen. In het ADVN|archief voor nationale bewegingen betekende dit in 2021 een bewuste keuze om de bescheiden tentoonstellingen waarmee bezoekers in de instelling worden verwelkomd, gewoonlijk een selectie foto’s, objecten en documenten ter illustratie van de recentste aflevering van de ADVN-Mededelingen, te vervangen door twee online alternatieven. Eén daarvan sloot nauw aan bij het onderzoek naar de VTB dat sinds enkele jaren aan de instelling loopt. ‘Vergeet je knapzak en fietsvlag niet’ vertrekt uit één bijzonder archiefstuk: een schriftje waarin VTB-reisleiders de fietstochten van de Antwerpse afdeling uit 1937 registreerden. Deze veeleer administratieve bron, met een overzicht van alle bestemmingen, de precieze routes, het aantal deelnemers, de randactiviteiten (zoals een begeleid bezoek aan Herentals of Diest), allerlei voorvallen (onder meer aanrijdingen of slecht weer) en aantekeningen (bijvoorbeeld het wangedrag van deelnemers), vormt het uitgangspunt. Is men in een fysieke opstelling doorgaans beperkt tot de presentatie van slechts één (dubbele) pagina, dan brengt de webexpo álle bladen – en dus tochten – in beeld. Waar mogelijk vormen foto’s een uitbreiding, net als summiere stukjes tekst met meer duiding over bijvoorbeeld de benodigde uitrusting of veiligheidsmaatregelen tijdens deze uitstapjes.
Het resultaat is een verhaal met beperkte reikwijdte, maar wel een verhaal dat duidelijk andere accenten legt en vooral meer diepgang biedt dan de meer versnipperde klassiek opgevatte mini-exposities. Via haar of zijn scherm krijgt de lezer veel meer kansen om in het schriftje te ‘bladeren’ en lezen dan wanneer het in een klassieke vitrinekast zou zijn uitgestald. Ondanks de fysieke afstand betekent dit niettemin een heel andere historische sensatie. Ofwel: met bescheiden middelen helpt technologie om onvermijdelijke beperkingen van fysieke tentoonstellingen te overstijgen en een meer immersieve beleving te bieden. Van fundamenteel belang hierbij, zo leerden publiekswerkers al gauw na de eerste webexpo’s, is dat bezoekers minder belangstelling opbrengen voor verzamelingen prenten of foto’s met telkens een label – naar analogie met hoe fysieke tentoonstellingsruimtes vaak functioneren – dan voor initiatieven die een bepaald verhaal, thema of ervaring uitwerken.3 De keuze van het ADVN om niet in te zetten op een beeldbank met daarin bijvoorbeeld de vele duizenden foto’s uit het omvangrijke VTB-archief, sluit bij dit inzicht aan. De ervaring van een fysieke tentoonstelling louter willen recreëren, is immers al vaak weinig een weinig vruchtbare strategie gebleken. Wat in dit geval vast staat, is dat de webexpo een groter bereik kent dan eender welk initiatief in de ADVN-gebouwen: tegen maart 2022 hadden al zeshonderd bezoekers minstens een snelle blik op het VTB-schriftje geworpen.
‘Historiographical work in progress’
Grotere instellingen leggen de lat vanzelfsprekend hoger. Zo pakte ook de gerenommeerde Palace Green Library in Durham, deel van een UNESCO-werelderfgoedsite, in tijden van lockdown uit met een webexpo over de geschiedenis van toerisme: ‘Journeys: Reading the World’ vertelt een breed verhaal van toerisme sinds de veertiende eeuw, met een grote (en ietwat voorspelbare) nadruk op de Grand Tour. In vergelijking met het ADVN-initiatief valt evenwel niet zozeer de bredere scope van de expositie op (een tijdsspanne van meerdere eeuwen in plaats van een inkijk in de fietstochten van één vereniging in één toeristisch seizoen), wel de grotere variatie aan presentatietechnieken. Hoewel in se even goed een website waar de bezoeker doorheen scrollt, wordt hij of zij bij de Palace Green Library op meer eye candy getrakteerd: behalve foto’s zijn ook bewegende beelden in het narratief geïntegreerd, zowel videofragmenten als (achtergrond)animaties. Maar ook ándere zintuigen worden geactiveerd: wie dat wenst, kan tijdens het scrollen en lezen een specifiek daartoe samengestelde playlist van Spotify beluisteren. Deze verschillen houden rechtstreeks verband met het platform waarop beide voorbeelden van scrollytelling werden ontwikkeld: terwijl bij Adobe Creative Cloud Express een kosteloos abonnement beschikbaar is, met beperkte functionaliteiten weliswaar, komt tegenhanger Shorthand meteen met een aanzienlijk prijskaartje.
Nochtans slaagt ook het ADVN erin om bewegende beelden met de digitale bezoekers te delen. Dat doet de instelling via de projectwebsite ‘100 jaar VTB’, beheerd via het alom bekende WordPress (wereldwijd goed voor zo’n vier op de tien websites). De ondertitel ‘Samen op stap door het toeristisch verleden!’ is veelzeggend voor de ambities van het initiatief, gestart in juni 2021: op de achtergrond speelde de pandemie wellicht een rol, maar vooral was (en is) het de bedoeling om geïnteresseerden al tijdens het lopende onderzoek op de hoogte te houden. Historicus en projectverantwoordelijke Kas Swerts omschrijft het opzet op de site als ‘een “in de steigers”-blik’ waarmee hij meteen ook een dialoog met de bezoeker op gang wil trekken. Een nadere inkijk in de realisatie van dit specifieke onderzoek moet daaraan bijdragen: Swerts schetst levendig het zelfs fysieke opdelven van ‘nieuwe archiefedelstenen’ in de (omvang)rijke VTB-collectie, die in het ADVN bewaard wordt: alles bij elkaar ruim 170 strekkende meter en in een eerdere jaargang van Contemporanea uitvoerig gepresenteerd.4
Het zwaartepunt van ‘100 jaar VTB’ ligt bij teksten die als blogposts aspecten uit het onderzoek naar de geschiedenis van de flamingante organisatie presenteren. Deze studies in pocketformaat – soms amper tweehonderd woorden en nooit meer dan 1600 – vertrekken uit een tastbaar en/of herkenbaar aanknopingspunt om soms fundamentele inzichten over het VTB-onderzoek te delen. Zo vormt het fenomeen van autowijdingen (geïllustreerd met prachtige foto’s uit de jaren ’20 en ’50) de aanzet tot een reflectie over de secularisering van Vlaanderen en de professionalisering van de VTB, terwijl de geschiedenis van de zakapotheek een opstap vormt naar de taalstrijd waarin de VTB-leiding zich engageerde. Net zoals in de webexpo over fietsuitstappen ligt ook hier de focus dus op een narratief: de diepgang is weliswaar groter (met inbegrip van citaten en noten), maar opnieuw krijgen de historische bronnen een prominente plaats toebedeeld. Vanuit een open access- filosofie worden de ingezette foto’s, documenten en filmopnames met het publiek gedeeld, haast per definitie met de mogelijkheid om ze in hoge kwaliteit te downloaden. Swerts motiveert deze openheid met de boodschap dat het ‘een aderlating [zou zijn] om het enorme archief enkel over te laten aan de grillen van een enkele onderzoeker’.
Deze blik over de schouder van de historicus werkt zonder meer verfrissend (en kan helpen bij het aanbrengen van een correctie op het nog al te gangbare populaire beeld van de geschiedkundige als een objectief feitenverzamelaar). Een bijzondere charme gaat uit van de rubriek ‘De kleine herontdekker’ en dan met name van het verslag van Swerts’ poging om een fietstocht ‘langs en over de taalgrens’ tussen Leuven in Jodoigne, in 1922 beschreven in het VTB-bondsblad, opnieuw af te leggen. Dit plan resulteert in een confrontatie van verleden en heden, met bespiegelingen over de transformatie van landschappen en sites en aandacht voor technologische verschillen. Hoewel geen helemaal nieuw idee, schuilt hierin onmiskenbaar potentieel voor het ADVN om – misschien op termijn met de ontwikkeling van een app? – in te zetten op geschiedenis als een embodied experience; de VTB onderhield immers een dicht netwerk van fiets- en wandelroutes.5 Gezien de duidelijke stempel van Swerts op de website en het onderzoek is het overigens een beetje onverwacht dat hij zichzelf nauwelijks aan de online bezoekers voorstelt: een korte blik op zijn eerder onderzoek en achtergrond zou nog meer kunnen helpen om aan te tonen dat wetenschap altijd door mensen tot stand komt – geschiedenis en erfgoedstudies vormen daarop geenszins een uitzondering.
Educatie, interactie en participatie
Zonder twijfel is de belangrijkste betrachting van het ADVN met de online aanwezigheid rond de VTB-geschiedenis van educatieve aard. De tijd dat bewaarinstellingen zich enkel op objecten richtten, is al lang voorbij: de relatie tussen collectie en publiek primeert, en digitale technologie verlaagde de drempel drastisch.6 Niet enkel inzake toegankelijkheid, ook op vlak van interactiviteit bieden zich tot recent ongekende kansen aan. Er is, opnieuw, de paradox dat bezoekers objecten en documenten dankzij de virtuele vorm van veel naderbij kunnen bekijken. Maar ook wisselwerking tussen bezoekers onderling en met medewerkers van het archief belandt op nieuwe paden. De pagina’s van ‘100 jaar VTB’ bieden steevast de kans aan bezoekers om een reactie achter te laten, met een respons die dan ook voor anderen zichtbaar is. Helaas is dit een mogelijkheid waarvan in dit geval slechts weinigen gebruik maken: van de 7500 bezoeken aan de website in de eerste negen maanden leidden slechts twee tot een reactie. De nagestreefde dialoog blijft met andere woorden voorlopig uit, al verandert dat misschien in de zomer wanneer de (fysieke) tentoonstelling en publicatie het hele project uitgebreid in de kijker zetten. Voor een organisatie als het ADVN loont het alleszins de moeite om langs online weg op (meer) participatie in te zetten: uit peilingen blijkt telkens opnieuw dat ‘people trust more their peers’ than institutional voices’.7 Ofwel: een succesvolle online aanwezigheid komt de hele publiekswerking ten goede.
Is een online werking dan per definitie goed, zelfs op eerder bescheiden schaal zoals bij het ADVN? Sommige valkuilen moet men absoluut trachten te vermijden. Zo is er het risico dat webexpo’s sterk op elkaar gaan lijken, zeker wanneer ze op hetzelfde softwareplatform worden gebouwd. Daarnaast denken vele digitale curatoren nog vanuit een print paradigm, waarbij online eigenlijk amper meer wordt gedaan dan op papier (of in een fysieke ruimte).8 Het blijft dus zaak creatief uit de hoek te komen – al was dat zonder de nieuwe technologische mogelijkheden natuurlijk niet anders. Een groot voordeel van online tentoonstellingen is alleszins dat deze hun ooit per definitie efemere natuur hebben afgeworpen en dat de financiële en intellectuele investering in onderzoek een veeleer permanent karakter krijgt.9 Indien ADVN erin slaagt om méér bezoekers naar de online pijler van het eeuwfeest te lokken, en wanneer blijvend energie in deze initiatieven wordt gestoken, kan dit een mooie dynamiek met de erfgoedgemeenschap op gang brengen, van groot belang voor erfgoedinstellingen vandaag de dag.
Webreferenties
- Cultuursmakers: https://www.cultuursmakers.be/home
- het ADVN: https://advn.be/
- âVergeet je knapzak en fietsvlag nietâ: https://express.adobe.com/page/dFiDwYWG1dM2W/
- âJourneys: Reading the Worldâ: https://stories.durham.ac.uk/journeys/
- â100 jaar VTBâ: https://vtb100.be/
- fenomeen van autowijdingen: https://vtb100.be/?p=801
- geschiedenis van de zakapotheek: https://vtb100.be/?p=709
- fietstocht âlangs en over de taalgrensâ: https://vtb100.be/?p=260
Referenties
- Hoffman, Sheila K.,‘Online exhibitions during the COVID-19 pandemic’, Museum Worlds: Advances in Research, 8 (2020), 210.
- Pascoal, Sara, Tallone, Laura & Furtado, Marco, ‘The impact of COVID-19 on cultural tourism: virtual exhibitions, technology and innovation’, in: Abreu, A. e.a. (ed.), Advances in tourism, technology and systems. Selected papers from ICOTTS20, vol. 2 (Singapore: Springer, 2021), 177.
- Kalfatovic, Martin R., Creating a winning online exhibition: a guide for libraries, archives, and museums (Chicago - Londen: American Library Association, 2002), 3 e.v.
- Bossaert, Sophie, ‘VTB-VAB: een pijler in het Vlaamse culturele nationalisme’, Contemporanea, 38:2 (2016). (https://contemporanea.be/nl/article/2016-2-lang-sophie-bossart)
- Recent deed Luc Selleslagh, nochtans geen historicus, voor zijn onder wandelaars hoog aangeschreven website Trekkings.be aan de hand van het originele gidsje en toenmalige topografische kaarten een uitvoerige verkenning van het Door Verstraetepad: dit was in 1935 de eerste bewegwijzerde langeafstandsroute van de VTB, maar ging al snel in andere paden op om vanaf de jaren 1950 helemaal in de vergetelheid te geraken.
- Mateos-Rusillo, Santos M. & Gifreu-Castells, Arnau, ‘Museums and online exhibitions: a model for analysing and charting existing types’, Museum Management and Curatorship, 32:1 (2017), 40-41.
- Carreras, Cèsar & Mancini, Federica, ‘A story of great expectations: past and present of online/virtual exhibitions’, DESIDOC Journal of Library & Information Technology, 34:2 (2014), 92.
- Hoffman, ‘Online exhibitions’, 211 en 213.
- Carreras & Mancini, ‘A story of great expectations’, 88.