×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Viaene, Vincent, Cleys, Bram & De Maeyer, Jan (red.), Religion, Colonization, Decolonization in Congo 1885-1960 (Leuven: Leuven University Press, 2020), 356 p.

Maarten Langhendries, KU Leuven

De drie redacteurs van deze nieuwe bundel over religie in koloniaal Congo halen het zelf aan in de inleiding van het boek: het is een understatement te zeggen dat het onderwerp nog veel onderzoek verdient. Lange tijd werd de historiografie bepaald door de betrokken actoren zelf, in casu missionarissen, hun congregaties of koloniale ambtenaren. Hun blik leverde een vaak weinig kritische en zelfs hagiografische literatuur op. In de jaren tachtig plaatste onafhankelijk historicus en oud-koloniaal ambtenaar Jules Marchal, onder het pseudoniem A. M. Delathuy, tegenover die literatuur een aantal zeer polemische werken. Zijn boeken over bijvoorbeeld de jezuïetenorde blonken echter niet altijd uit in leesbaarheid of nuance. Sindsdien is het veld onder invloed van disciplines zoals de antropologie en dankzij buitenlandse auteurs als Nancy Rose Hunt meer opengebroken en verwetenschappelijkt. 1 Toch hinkte België lange tijd achterop als het aankwam op historisch onderzoek naar de veelzijdige impact van missionering en religie tijdens en sinds de koloniale periode. In 2010 werd daarom, naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijk van Congo, in het KADOC een driedaagse conferentie georganiseerd rond religie, kolonisatie en dekolonisatie in de voormalige Belgische kolonie. Historici uit België, Congo maar ook Portugal stelden zich tot doel een gelaagd beeld te schetsen van ‘religieuze manifestaties in de Congolese geschiedenis’. Religion, Colonization, Decolonization in Congo 1885-1960 is het resultaat van die uitwisseling van ideeën en stelt zich tot doel ons begrip van religie in Congo minder monochroom te maken.

De bundel is opgedeeld in drie grote delen. Een eerste verzameling artikels, ‘Religions and the Colonial State’, behandelt de relatie tussen overheid en missionarissen tijdens de prekoloniale periode en de Congo Vrijstaat. De focus ligt daarbij op het humanitaristisch discours van zowel missionarissen als de koloniale overheid. Dit zorgt voor coherentie, wat niet altijd een evidentie is bij dit soort bundels. Ook dragen deze hoofdstukken bij tot een verdere historiografische problematisering van harde scheidingslijn tussen verschillende koloniale actoren en tussen geografische regio’s. De bijdragen van Jean-Luc Vellut, Vincent Viaene en Anne-Sophie Gijs bewijzen de verwevenheid tussen humanitair discours, het regime van Leopold II en de internationale publieke opinie. De verschillende auteurs tonen mooi aan dat een strikt onderscheid tussen missie en staat, pragmatische en ideologie, en opportunisme en humanitarisme soms moeilijk te maken was in deze vroege periode van de kolonisatie. Ook werpen ze licht op de wijze waarop de Congo Vrijstaat internationaal verbonden was met België, andere imperiale grootmachten maar ook het Vaticaan. Die internationale inbedding wordt nog duidelijker in de bijdrage van Miguel Bandeira Jeronimo over de Portugese inmenging in het Congogebied. Jeronimo zoomt daarbij ook in op de impact van de missionaire manoeuvres in Congo op de Portugese binnenlandse politiek.

Het tweede deel, ‘Intermediaries’, wil de Congolezen zelf centraal stellen, met name de groepen in de samenleving die zich tussen de Belgische missionarissen en de lokale gemeenschappen bewogen. Die interessante omkering van perspectief en het expliciete doel om naar de Congolese ervaring te peilen, maakt dit deel het meest veelbelovende van de hele bundel. De helft van de hoofdstukken hier focust op Congolese medische assistenten, een cruciale schakel tussen kolonisator en gekoloniseerde. Ze vormen een interessante professionele groep om te bestuderen hoe westerse en lokale (biomedische) kennis met elkaar interageerden. Emery Kalema, die de oud-assistenten interviewde, besteedt ruime aandacht aan de Congolese blik. ‘Home is where the Heart is’ van Marie Bryce toont dan weer mooi de vele spanningen tussen overheid, katholieken en protestanten aan de hand van een casestudy over de school voor Congolese medisch assistanten in Leopoldville. ‘De kolonisator’ bleek hier opnieuw niet het eensgezinde blok dat hij wenste te zijn. Bryce analyseert daarbij wel vooral de discussies die door de Belgen boven de hoofden van de Congolezen werden gevoerd. De zeer persoonlijke en meeslepende familiegeschiedenis van Elisabeth Mudimbe-Boyi draait dan weer wel volledig rond de Congolese blik. Haar historische auto-etnografie weet ondanks haar methodologische bescheidenheid mooi de complexiteit van de Congolese religiebeleving te vatten. Haar familie laveerde expliciet en impliciet tussen verschillende godsdienstige overtuigingen, oudere tradities, en nieuwe religieuze invloeden.

Het derde en laatste deel van het boek, ‘The Crisis of the Colonial Missions’, behandelt de missionarissen in de veranderende koloniale wereld van de jaren vijftig en zestig aan de hand van bekende personages en gebeurtenissen, zoals Franciscaan en Bantu-etnograaf Placide Tempels of de rellen in Leopoldstad in januari 1959, en minder bekende historische actoren, bijvoorbeeld de religieuze Kitawalabeweging. Deze millennialistische Afrikaanse afsplitsing van de Getuigen van Jehova die de doop aanboden en clandestien samenkwamen is minder bekend dan het Kimbanguisme maar was eveneens wijdverspreid en populair onder de Congolese bevolking. Een sterk hoofdstuk van Dominic Pistor over ‘ontwikkelingskolonialisme’ en de Kitawala geeft een caleidoscopisch beeld van het koloniaal beleid in het laatste decennium van de kolonisatie. Pistor laat zien hoe de overheid na de Tweede Wereldoorlog een ontwikkelingsdiscours hanteerde ter legitimatie van haar aanwezigheid, en hoe ze de daarmee verbonden geldstromen inzette om verzetsgroepen uit elkaar te spelen. Tegelijk toont Pistor de beperkingen van dit beleid en hoe de Kitawalabeweging hierop inspeelde en niet het slachtoffer van het Belgisch verdeel- en heersbeleid bleef. Deze en andere bijdragen beklemtonen nogmaals dat de missie geen homogeen geheel was, zoals ze in oudere literatuur soms wel werd voorgesteld, maar een steeds veranderende entiteit met verschillende generaties en strekkingen. Dit deel van het boek geeft ook het best de complexe relatie tussen de lokale bevolking en de missionarissen weer, zowel voor als na de dekolonisatie. De genuanceerde studie van Sindani Kiangu van het religieuze karakter van de Mulelebeweging en haar verhouding tot de missie, is een goed voorbeeld van hoe een eenzijdige rancune van de Congolezen tegenover de missionarissen een te simplistische interpretatie van het verleden vormt.

Religion Colonization, Decolonization in Congo 1885-1960 biedt dus waardevolle inzichten en is een belangrijke aanvulling op de historiografie. Tegelijkertijd ontbreken enkele belangrijke perspectieven en inzichten in de bundel. Zoals de redacteurs zelf aangeven, zijn de bijdragen reeds tien jaar oud, waardoor de vooruitgang die het voorbije decennium in het onderzoek naar zowel de koloniale periode als de missionering gedeeltelijk afwezig is in deze bundel. De idee van de relatie tussen de missies en de overheid als ‘competitive collaborators’ uit het recente werk Church, State and Colonialism in Southeastern Congo, 1890-1962 van Reuben Loffman duikt hier om begrijpelijke redenen nog niet op maar zadelt het boek wel meteen op met een belangrijke historiografische achterstand.2 Hetzelfde geldt voor nieuw onderzoek dat inzoomt op het theocratisch karakter van bepaalde missiegebieden en missionarissen.3 In verschillende bijdragen komen wel conflicten tussen de overheid en de missie aan bod, maar de missie wordt zelden als politieke actor op zichzelf gezien. Bij het bestuderen van de interne conflicten tussen overheid en de missiecongregaties, of tussen missionarissen onderling, zijn sommige analyses bovendien nogal zwart-wit in het invullen van het humanitarisme of conservatisme van bepaalde missionarissen als Van Hencxthoven, Roelandts of Joseph Van Wing.

Het boek schiet soms ook tekort ten opzichte van het eigen voornemen om de klassieke periodes (de illustere begin-en eindjaren van de kolonisatie) en thema’s te vermijden. Veel auteurs focussen nog steeds op de leopoldiaanse periode of de dekolonisatiejaren. De Belgische metropool ontbreekt nagenoeg volledig in het boek, ondanks veelbelovend werk van de auteurs zelf elders.4 Niet-katholieke religieuze groepen in Belgisch Congo zoals Protestanten, moslims of joden blijven grotendeels afwezig, evenals lokale religieuze tradities. Nieuwe theoretische invalshoeken of sociaal-culturele onderwerpen zoals de geschiedenis van emoties worden nog iets te weinig verkend.5 De lezer komt bijvoorbeeld nauwelijks iets te weten over de emotionele levenswereld van de missionarissen, over hun persoonlijke banden met de lokale bevolking of met het thuisfront, over het niet-religieus werk van missionarissen (bijvoorbeeld geneeskundige zorg verstrekken) of over de manier waarop missiepropaganda werkte. Dit zijn thema’s die de voorbije jaren in de historiografie verkend werden maar die hier buiten in de zeer interessante stukken over missionaire geografie (Bram Cleys) en ‘het geluidsuniversum’ van de kolonie (Anne Cornet) opvallend afwezig zijn. Zowel Cleys als Cornet tonen echter dat zo’n sociaal-culturele invalshoek originele inzichten kan opleveren over met name het alledaagse leven, bijvoorbeeld de impact van de komst van een spoorlijn op de lokale bevolking.

Religion, Colonization, Decolonization in Congo 1885-1960 laat dus een aantal kansen liggen om echt vernieuwend te zijn. Tegelijkertijd dient er binnen de Belgische missiegeschiedenis nog zoveel fundamenteel wetenschappelijk werk te gebeuren dat Religion, Colonization, Decolonization in Congo 1885-1960 weldegelijk een welkome aanvulling op het bestaande historiografisch veld is. Eenieder die onderzoek wil doen naar deze geschiedenis zal kunnen profiteren van de inzichten uit deze bundel, in het bijzonder met betrekking tot de klassieke theologische en politieke aspecten van de katholieke missionering.

- Maarten Langhendries

Referenties

  1. Rose Hunt, Nancy, ‘Rewriting the Soul in a Flemish Congo’, Past & Present, 198: 1 (2008): 185–215; Rose Hunt, Nancy, A Nervous State: Violence, Remedies, and Reverie in Colonial Congo (Durham: Duke University Press, 2016).
  2. Loffman, Reuben, Church, State and Colonialism in Southeastern Congo, 1890-1962 (Cambridge: Palgrave Macmillan, 2019), 4.
  3. Opnieuw Loffman maar ook Schalbroeck, Eva, ‘Centre Stage and Behind the Scenes with the “Lion of Katanga”: Benedictine Jean-Félix de Hemptinne’s Congolese Career, 1910–1958’, Social Sciences and Missions, 32: 1–2 (2019): 105–147.
  4. Cleys, Bram, De Maeyer, Jan, Dujardin, Carine & Vints, Luc, ‘België in Congo, Congo in België. Weerslag van de missionering op de religieuze instituten’, in Viaene, Luc , Van Reybrouck, D. & Ceuppens, B. (eds), Congo in België. Koloniale cultuur in de metropool (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2009), 147-165
  5. Zie daarvoor bijvoorbeeld McLisky, Claire, Midena, Daniel & Vallgårda, Karen (eds), Emotions and Christian Missions: Historical Perspectives. Palgrave Studies in the History of Emotions (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2015).