Archief van beeldhouwer Léon Sarteel
Pieter-Jan Lachaert
Decennialang koesterde de familie Mion-Sarteel de kunstenaarswoning uit het interbellum en het archief van beeldhouwer Léon Sarteel (1882-1942) in de Vaderlandstraat in het Miljoenenkwartier, beschermd stadsgezicht te Gent. De woning werd ontworpen door architect Jan-Albert De Bondt en omvat een woonhuis met o.a. een tentoonstellingsruimte en het beeldhouwersatelier achteraan het perceel. Beide delen zijn met een serreachtige constructie met elkaar verbonden. Recent werd de woning verkocht en dienden de collecties te worden herbestemd.
Afkomstig uit een kleermakersgezin, toont de jonge Léon een duidelijke aanleg voor tekenen. ’s Avonds volgt hij tekenles aan het Sint-Lucasinstituut en dit tot 1898. Als twaalfjarige jongen gaat hij in de leer in het houtsnijdersatelier Pauwels-D’Hondt te Gent. Door zijn praktische opleiding in verscheidene kunstateliers verwerft hij grote vaardigheid als ornamentist, figurist (gipsbeeldjesmaker) en leert hij er de techniek van het houtsnijden, steenhouwen en modelleren. In de jaren 1898-1908 staat hij ingeschreven in de avond- en zondagscursussen, gegeven door de beeldhouwers Jules Van Biesbroeck senior en Jean Delvin, aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. In 1908 werd hij bekroond als “Laureaat Beeldhouwkunde” van de zesjaarlijkse prijs voor beeldhouwkunst van de Academie. Deze prijs laat hem toe om zich volledig te wijden aan zijn kunst. De Eerste Wereldoorlog laat Léon Sarteel niet onberoerd, getuige de werken De Nood en De Vrede, en de latere werken Piëta en Graflegging. Na de oorlog gaat het hem voor de wind. Er is veel belangstelling voor zijn werk, zowel van de openbare musea als van privépersonen. Vanaf 1922 (Parijs) kreeg zijn werk internationale erkenning. Hij stelde later tentoon in o.a. Rouen, Barcelona, Rotterdam, Kaunas (Litouwen), Wenen, Venetië, Boedapest en Rome. Hij was ook vertegenwoordigd op de Wereldtentoonstelling van 1913 in Gent en van 1935 in Brussel.
Het archief van Léon Sarteel bevat heel wat documenten die aantonen binnen welke netwerken de kunstenaar opereerde (opleiding, literatuur, bevriende kunstenaars en opdrachtgevers, verenigingen) en hoe hij trachtte zijn artistiek werk te commercialiseren (tentoonstellingen in galerijen, aankondigingen in de pers). Opvallend aanwezig in het archief zijn een groot aantal foto’s. Afdrukken op groot formaat in een beperkte, gehandtekende oplage werden vermoedelijk eveneens als kunstwerken verkocht. De aandacht die Sarteel aan de foto’s van zijn beeldhouwwerken besteedde, blijkt ook uit het feit dat hij daarvoor een beroep deed op gerenommeerde (Gentse) fotografen, zoals Edmond Sacré, Nikolai Kossikoff, E. Sergysels, Edgard Barbaix, Charles De Wilde, René De Wilde, Achiel De Vogelaere.
In het postume archief zien we hoe zijn echtgenote toegewijd verder het werk van haar man onder de aandacht brengt en hoe ook zijn kinderen, Léon jr. en Clara, artistieke talenten ontplooien. Vanaf het einde van de jaren 1970 ontstaat een hernieuwde belangstelling voor het werk van Léon Sarteel. Het archief toont onder andere hoe de familie betrokken was bij tentoonstellingen met zijn werk. Vooral de dossiers in verband met de tentoonstellingen in galerij Vyncke-Van Eyck in 1979, in het kasteel Borluut te Sint-Denijs-Westrem in 1982 (georganiseerd door de stad Gent) en in het Toreken op de Vrijdagmarkt in 1993 (georganiseerd door de Kredietbank) zijn erg lijvig. Ook de activiteiten die rond de woning werden ontwikkeld zijn in het archief gedocumenteerd.
In het Archief Gent1 vindt dit archief een passend onderkomen. Naar aanleiding van de schenking werd een overdrachtslijst opgesteld die een eerste beeld geeft van de inhoud van het archief. Het vormt een mooie aanvulling op het archief van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) dat reeds sinds jaar en dag in het Archief Gent wordt bewaard.