Vander Velpen, Jos, Breendonk. Kroniek van een vergeten kamp (Berchem: EPO, 2020), 320 p.
Dimitri Roden, Leerstoel Rechten/Koninklijke Militaire School
Tussen 1940 en 1944 bouwt de Duitse bezetter het fort van Breendonk uit tot een doorgangskamp voor politieke gevangenen, joden en verzetslui. Meer dan 3.600 gevangenen maken er kennis met mishandeling, dwangarbeid, ontbering en ondervoeding. Ongeveer de helft van hen overleeft de oorlog niet: een driehonderdtal gevangenen sterft in België, de rest overlijdt aan de gevolgen van een deportatie naar de concentratiekampen.
Al in het laatste kwartaal van 1944, op het ogenblik dat de strijd tegen nazi-Duitsland nog in alle hevigheid woedt, verschijnen in het bevrijde België de eerste boeken over de ‘hel van Breendonk’. Alle auteurs zijn oud-gevangenen die met veel geluk aan deportatie zijn ontsnapt. Victor Trido, Edgard Marbaix en Boris Solonevitch zijn de eerste in een lange reeks om hun eigen ervaringen op papier te zetten. Ronkende titels als ‘Breendonk-de-dood’ of ‘Breendonk. Het kamp van de sluipenden dood’ moeten de gruwel niet alleen onder de aandacht van het brede publiek brengen, maar justitie er ook toe aanzetten om werk te maken van de bestraffing van de daders.1 De voorbije decennia is het genre aan een revival toe. Recent nog publiceerden de oud-gevangenen Louis Boeckmans en Eva Fastag hun verhaal.2
Ook het wetenschappelijk onderzoek naar Breendonk kent een lange traditie. In 2003 publiceert Patrick Nefors de eerste allesomvattende monografie over het kamp onder de titel ‘Breendonk. De geschiedenis’.3 Onder impuls van de toenmalige voorzitter van het Breendonk Memorial, wijlen professor Roger Coekelbergs, focust het onderzoek zich nadien op de belangrijkste protagonisten. Het resultaat is een monografie over de bestraffing van de ‘beulen’ en een gedenkboek over de Breendonkgevangenen.
Dat Breendonk meer dan tachtig jaar na de feiten nog tot de verbeelding spreekt, bewijst advocaat Jos Vander Velpen met zijn bestseller ‘Breendonk. Kroniek van een vergeten kamp’. Met dit werk is de ervaren strafpleiter niet aan zijn proefstuk toe: al in 2003 verscheen van zijn hand ‘En wat deed mijn eigen volk? Breendonk, een kroniek’.4 Zijn nieuwe werk mag dan wel voor een groot stuk gebaseerd zijn op zijn eerste boek, toch is het veel meer dan een eenvoudige herdruk. Vander Velpen is opnieuw de bronnen ingedoken en heeft zich duidelijk de meest recente literatuur over het thema eigen gemaakt.
Het boek zelf vertrekt vanuit een sterk politiek engagement. Als gewezen voorzitter van de Liga voor Mensenrechten wil Vander Velpen niet alleen de gruwel van de Tweede Wereldoorlog herdenken, maar zijn lezer er meteen ook voor waarschuwen dat de strijd voor de democratie en de mensenrechten nog lang niet gestreden is. Nu de laatste ooggetuigen van de oorlog stilaan verdwijnen en hun verhalen steeds meer naar de achtergrond dreigen te verdwijnen, is het volgens de auteur belangrijker dan ooit om als samenleving waakzaam te blijven voor de gevaren van extremisme en intolerantie. Of zoals romancier Jeroen Olyslaegers het in de inleiding van het boek verwoordt: ‘Voor mij betekent herdenken dat we ervan uitgaan dat deze gruwel mogen opnieuw zou kunnen gebeuren en dat we vooral onszelf niet al te veel moeten vertrouwen. […] Met die verantwoordelijkheid moeten we elkaar scherp houden en ons blijven verzetten tegen de nieuwe extremisten die haat verspreiden onder de bevolkingsgroepen. De haters zijn immers nooit monsters, het zijn medemensen, die hun medemensen ontmenselijken.’ (p. 9).
In ‘Breendonk. Kroniek van een vergeten kamp’ ligt de nadruk vooral op de verhalen van zij die meer dan 75 jaar geleden de ‘hel van Breendonk’ uit eerste hand hebben ervaren: politieke gevangenen, verzetslui, joden en zelfs kampbewakers. Naast gepubliceerde memoires van oud-gevangenen put de auteur ook uit de talloze getuigenissen die het militair gerecht kort na de oorlog verzamelde in het kader van het gerechtelijk onderzoek naar de ‘beulen van Breendonk’. Als ervaren strafpleiter weet Vander Velpen als geen ander dat de focus in de gerechtelijke verklaringen vooral op de waarheidsvinding ligt en daarom eerder ‘droog’ van aard is. Om het verhaal van Breendonk zo levendig mogelijk te vertellen, gaat de auteur wel enkele stappen verder dan wat professionele historici plegen te doen. Zo maakt hij zich de verhalen van de getuigen eigen om vervolgens in het hoofd van de betrokkenen te kruipen. De auteur waagt zich zelfs aan fictieve dialogen tussen de personages, waardoor het lijkt alsof de lezer de gebeurtenissen vanop de eerste rij meemaakt. De getuigenissen lopen als een rode draad doorheen het boek, waar de auteur het grotere verhaal aan vastknoopt.
Doordat Vander Velpen hoofdzakelijk gebruik maakt van gerechtelijke bronnen, ligt de nadruk nogal sterk op de mishandeling en ontbering waaraan de gevangenen van Breendonk zijn blootgesteld. Voor de lezer was het interessant geweest indien de auteur – bijvoorbeeld in zijn proloog – aandacht had besteed aan methodologische begrippen zoals ‘historische kritiek’ en ‘juridische waarheid’. Hoewel het buiten kijf staat dat de verklaringen uit het gerechtelijk onderzoek naar de kampbewakers van Breendonk bijzonder waardevolle documenten zijn, hebben ook zij hun gebreken en valkuilen. In de eerste plaats zijn ze sterk gericht op de waarheidsvinding en zijn ze nooit opgesteld met het oog op historisch onderzoek. Daarbij komt dat ze – bewust of onbewust – een vertekend beeld van de realiteit geven: kampbewakers proberen de schuld in de schoenen van hun collega’s te schuiven en hun eigen aandeel te minimaliseren, gevangenen herkennen daders die op het ogenblik van de feiten Breendonk al lang verlaten hadden, de opstellers van de Pro Justitia’s maken een samenvatting van de feiten en doen zo aan interpretatie, …. De verklaringen zelf kunnen met andere woorden niet kritiekloos worden overgenomen, ook niet wanneer ze uit de mond van de overlevenden van de concentratiekampen komen. Die bronnenkritiek had wat explicieter geformuleerd mogen worden. Daarenboven had ook de vindplaats van de originele verklaringen, het depot Joseph Cuvelier van het Algemeen Rijksarchief 2 in Brussel, vermeld mogen worden.
We kunnen besluiten dat het boek van Vander Velpen eerder beschouwd moet worden als historische non-fictie dan een wetenschappelijke monografie. Het werk zelf levert geen wezenlijke bijdrage aan het historisch debat en kan dan ook niet worden gezien als een ‘vervanger’ van de bestaande wetenschappelijke literatuur. Toch heeft het boek zeker zijn merites. De grootste verdienste van Vander Velpen is ongetwijfeld dat hij het verhaal op zo’n vlotte, complexloze manier vertelt dat het een breed publiek kan boeien. Hopelijk vindt de lezer dankzij Vander Velpen niet alleen zijn weg naar de historische site, maar ook naar de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent het thema.
Referenties
- Zie o.m. Trido, Victor, Breendonk, het kamp van de sluipenden dood (Antwerpen: Dupuis, 1944); MARBAIX Marbaix, Edgard, Breendonk-de-dood (Brussel: De Myttenaere, 1945) en Solonevitch, Boris, Breendonck. Camp de tortures et de mort (Bruxelles: Goemaere, 1944).
- Boeckmans, Louis, De laatste getuige: Louis Boeckmans. Hoe ik Breendonk en Buchenwald overleefde (Antwerpen: Horizon, 2019); Fastdag, Eva, De laatste getuige: Eva Fastag. Hoe ik de Dossinkazerne en de holocaust overleefde (Antwerpen: Horizon, 2020).
- Nefors, Patrick, Breendonk. De geschiedenis (Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 2004).
- Vander Velpen, Jos, Breendonk. Kroniek van een vergeten kamp (Berchem: EPO, 2003).