Govaerts, Bert, Erfgoed op de vlucht. Duitse bezetters, Vlaamse meesterwerken, een Waals kasteel (Antwerpen: Uitgeverij Manteau/Standaard Uitgeverij nv, 2024, 208 p.)
Erfgoed op de vlucht is voor iedereen die zich met kunstroof en kunstbescherming bezighoudt een belangrijk boek. In 2022 verscheen Kunst voor Das Reich. Op zoek naar naziroofkunst uit België van Geert Sels . En nu, twee jaar later, is er het boek van Bert Govaerts over hoe een Waals kasteel kunstschatten beschermde. Het leest als een spannende roman, maar dit was de realiteit gedurende de oorlogsjaren – een realiteit waarin kunsthistorici er alles aan deden om waardevol erfgoed veilig te stellen.
In Nederland had kunsthistoricus dr. Jan Kalf voor de permanente bewaking van monumenten een ‘militair kunstbataljon’ bedacht. Dat kwam er niet. Wel werkte de Nederlandse Rijksinspectie Kunstbescherming onder leiding van Inspecteur Kunstbescherming Kalf hard om monumenten te beschermen tegen oorlogsgeweld. Kalf had een lijst van 109 te beschermen monumenten opgesteld . Zij mochten in geval van oorlog niet verloren gaan. Vervolgens begon de Inspectie met het in veiligheid brengen van museale kunstcollecties. Dat gebeurde allereerst in de kelders, kluizen en bergplaatsen van de Nederlandse musea. Zo ging het ook in de Belgische musea, lezen we bij Govaerts. Kalf was in Nederland degene die kunstbunkers in de duinen liet bouwen. Helaas moesten ze na de aanleg van de Atlantikwall geruimd worden. Er kwam een grote nieuwe kunstbunker in Overijssel en de Limburgse grotten werden in gereedheid gebracht.
Omdat dat niet volstond, vroeg de Kunstbescherming kasteeleigenaren of ze hun huis open wilden stellen voor kunst. Niet meer bewoonde kastelen als het kasteel Radboud in Medemblik werden in gebruik genomen. Hier bracht het Amsterdamse Rijksmuseum bijvoorbeeld Rembrandts Nachtwacht naartoe . Ook bewoonde kastelen werden kunstdepots. De kasteeleigenaren zullen gedacht hebben: ‘Liever kunst dan inkwartiering.’
En dat gebeurde niet alleen in Nederland. Het Duitse Schloss Weesenstein bij Dresden borg collecties uit de Dresdense musea, maar ook roofkunst uit de door Duitsland bezette landen . In Engeland waren kastelen en landhuizen die buiten het bereik van Duitse bommenwerpers lagen geschikt om er schilderijen op te slaan. Hetzelfde gold voor Franse kastelen met dikke muren en een behoorlijke afstand tot het front .
In de zomer van 2024 verscheen Oorlog in Arcadië 1940-1945. Het lijkt er dus op dat de tijd rijp is voor onderzoek naar de geschiedenis van (Europese) kastelen in oorlogstijd. Met de kennis van het Nederlandse Arcadië is in Erfgoed op de vlucht veel herkenbaar, al was er nog niet zoveel bekend over de Belgische situatie. En zeker is er niet zo’n gedetailleerde beschrijving van één kasteel dat diende om de belangrijkste collecties van het land onder te brengen.
Bert Govaerts schreef die monografie over het kasteel Lavaux-Sainte-Anne. Govaerts (1952) maakte historische documentaires voor de VRT en schreef biografieën van de politicus Albert De Vleeschauwer en van de schrijvers Ernest Claes en Marnix Gijsen. Nu zal het archief van het kasteel van Lavaux hem geïnspireerd hebben. In 2022 werd een groot pakket documenten op het kasteel bezorgd. Hieronder waren de originele logboeken van kunsthistoricus Herman Bouchery.

Kunnen we de tijdelijke kasteelheer Herman Bouchery misschien wel een Belgische collega van Jan Kalf noemen? Voor de oorlog was de 28-jarige Bouchery conservator van Museum Plantin-Moretus; van juni 1942 tot augustus 1944 bewaakte hij met zijn ambtenaren kunstschatten uit Antwerpen en Brugge. Het kustgebied ‘tot en met Antwerpen’ moest ontruimd worden vanwege de angst voor een geallieerde invasie. Het afgelegen kasteel Lavaux-Sainte-Anne was op last van de bezetter ingericht als depot voor kunst en archivalia uit Antwerpse en Brugse musea en uit particuliere collecties.
Wie moest de nieuwe kasteelheer worden? Die rol was weggelegd voor de jonge Herman Bouchery. Zijn vrouw en driejarig dochtertje kwamen mee, op 15 juli 1944 werd zelfs nog een zoontje op het kasteel geboren. Govaerts vertelt prachtige verhalen over het slotleven, de zorgen voor de collectie, de dreiging van militairen, de angst om kunstroof en de worsteling met vocht en schimmel. Bouchery had en hield alles onder controle. We weten van de gang van zaken dankzij zijn gedetailleerde log- of dagboeken. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel was enorm. Hij ging er zelf bijna fysiek aan onderdoor, maar slaagde erin de collecties in goede conditie te houden, waarbij de bezetter hem steunde.
Kunstraub én Kunstschutz – kunstroof en kunstbescherming – het eerste is bekender, maar ook met de bescherming hield de bezetter zich bezig. Vernietiging van cultuurgoederen kon zich tegen hen keren, zo schrijft Govaerts – de Duitsers hadden geleerd uit de Eerste Wereldoorlog toen de gotische bibliotheek van Leuven door hun toedoen sneuvelde. In België werd tijdens de bezetting een afdeling Monumentenzorg actief, onder leiding van architect en hoogleraar Stan Leurs. Binnen het bezettingsleger was er een afdeling Kunstschutz onder leiding van Heinz Rudolf Rosemann, met zetel in Brussel. Hier werkten Duitse wetenschappers. Bovendien waren de Vlamingen en de Nederlanders een ‘broedervolk’, hun kunst was zo waardevol, dat die maar beter beschermd kon worden – en later wellicht Groot-Duits erfgoed zou worden, aldus Govaerts. Daarom kwamen rooforganisaties als de Dienststelle Mühlmann en de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg ook niet voorbij om te kijken wat van hun gading was.
Bouchery maakte de bevrijding niet op ‘zijn’ kasteel mee. Uit zekerheidsoverweging gingen de collecties weer terug naar de stad. Uitgebreid schrijft Govaerts over de discussies, het inpakken en de transporten. Maar hoe liep het af met het kasteel? En met Bouchery? Het laatste kunsttransport vond op 25 augustus 1944 plaats. Op 26 augustus droeg Bouchery de sleutel van het kasteel over, zijn leven als kasteelheer zat erop. Hij ging weer naar zijn museum Plantin-Moretus en later naar de universiteit van Gent waar hij hoogleraar werd. De integere Herman Bouchery kreeg niet de eer die hem toekwam, wellicht uit bescheidenheid, wellicht omdat anderen die eer sneller opstreken. En het kasteel van Lavaux? Het is nooit door de Duitsers bezet. Honderden geallieerden werden er in januari 1945 ingekwartierd en woonden het uit. De oorspronkelijke eigenaar keerde terug, herstelde het en vestigde er een ‘museum van de jacht’.
Tot de verbeelding sprekende foto’s ondersteunen de tekst. Foto’s van de jonge kasteelheer, van museummedewerkers, verstilde beelden van het afgelegen Lavaux. Erfgoed op de vlucht is een belangrijke bijdrage aan de literatuur over kunst in oorlogstijd. Het zou zeer de moeite waard zijn in een Europees project aandacht te schenken aan kunstroof en kunstbescherming. Wellicht komen we dan nog meer ‘kasteelheren’ op het spoor.
Voor het zover is, komt Govaerts met zijn Erfgoed op de vlucht alle waardering toe. Met zijn boek over kunsthistorici en ambtenaren in oorlogstijd, over meebewegen met de bezetter, kunstroof en kunstbescherming en vooral als eerbetoon aan een ‘kasteelheer’ die zijn rug recht hield.
Contacteer ons
Dat kan via onderstaande link