Delwit, Pascal, La vie politique en Belgique de 1830 à nos jours (Brussel : Editions de l’Université de Bruxelles, 2022), 679 p.

-Milan Dupont (Universiteit Antwerpen)

‘En Europe, l’entrée dans le XXIe siècle dévoile d’impressionnantes dynamiques politiques et électorales. Sans entrer dans le détail, épinglons d’abord l’accroissement important de l’abstention électorale.’ (p.5)

Zo begint de Brusselse politicoloog Pascal Delwit de ondertussen vierde editie van zijn boek over ‘het politieke leven in België van 1830 tot vandaag’ (toen 2022). Die no-nonsense aanpak typeert het werk.De eerste paar zinnen maken meteen duidelijk dat de hedendaagse politieke en electorale dynamieken de hoofdzaak van het boek zijn. Om die dynamieken en hun herkomst  te begrijpen en te verklaren, beschrijft Delwit op indrukwekkend uitgebreide en gevatte wijze meer dan tweehonderd jaar aan politiek leven in België. Al op de eerste pagina leert de lezer dat naast de lage participatiegraad bij verkiezingen, de volatiliteit in stemgedrag en de politieke fragmentatie dé drie karakteristieken zijn van dat hedendaagse Belgisch politiek systeem.

Dat dat zeker niet altijd zo was, is meteen ook het opzet van Delwit. De Brusselse professor is een autoriteit in Belgische en Europese partijpolitieke geschiedenis met publicaties over niet alleen de traditionele partijen, maar ook bredere sociale bewegingen daarrond en politiek wetenschappelijke onderzoeken naar stemgedrag en democratische systemen. Zijn veelvuldige optredens als specialist in kranten, op de radio en op televisie zijn een bewijs van zijn kunde om die complexe materie naar een breed publiek te vertalen. Delwit is daarom de geschikte persoon voor zo’n monumentale onderneming.

Met het boek levert Delwit een bijdrage aan een uitermate klassiek genre: dat van nationale (politieke) geschiedenissen. In tegenstelling tot andere recente werken vertrekt de auteur van de hedendaagse politieke context en stelt hij zich tot doel veranderingen en constanten in een langetermijnperspectief te verbinden aan specifieke (politieke) gebeurtenissen en individuele actoren, in de eerste plaats politici. Het zo consequent en helder toepassen van een duidelijk theoretisch model op zo’n lange periode is vernieuwend: hoewel hij, in expliciete navolging van Jean Stengers, de beginselen van het hedendaags grondgebied van België situeert in de 15e eeuw, begint Delwits verhaal pas echt in 1815 en loopt het tot 2022.

Aan de hand van de breuklijnentheorie van de Amerikaan Seymour Martin Lipset en de Noor Stein Rokkan uit 1967, gaat de auteur gaat op zoek naar de veranderingen die het politieke systeem, het institutioneel kader en de politieke partijen beïnvloedden. In België domineerden achtereenvolgens drie breuklijnen waarrond sociale organisaties en bewegingen tegenover elkaar kwamen te staan en die in grote mate de richting van de Belgische politiek bepaalden:  katholiek tegenover vrijzinnig, bezitters tegenover arbeiders en centrum tegenover periferie.

Die ‘Braudeliaanse’ zoektocht naar constanten en belangrijke gebeurtenissen leidt tot het onderscheiden van zes fasen in de Belgische politieke geschiedenis die meteen ook zes hoofdstukken uitmaken. Na een korte voorgeschiedenis in het eerste hoofdstuk, begint een eerste fase met de onafhankelijkheid van België die loopt tot de introductie van het algemeen meervoudig stemrecht (1831-1893). Het aanvankelijk dominante unionisme tegen de orangistische dreiging maakte al snel plaats voor een tweepartijsysteem: de liberale en de katholieke partijen. Zo goed als de gehele Belgische politiek stond in teken van de levensbeschouwelijke tegenstelling: de schoolstrijd was tekenend. Een tweede fase (1894-1918) zag de introductie van nieuwe breuklijnen en opkomst van nieuwe partijen, met als eerste de Belgische Werkliedenpartij (BWP-POB) in 1885. Naast 1893 was het de overgang naar een proportioneel kiessysteem in 1899 die voor Delwit een meerpartijensysteem met in de praktijk de dominantie van de katholieke partij inluidde. Na de Eerste Wereldoorlog volgde de introductie van het algemeen enkelvoudig stemrecht, (wel nog steeds uitsluitend voor mannen), en voor Delwit de derde fase (1919-1946). De Frontpartij, het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), de Kommunistische Partij van België (KPB-PCB) en Rex zagen het licht. Absolute meerderheden waren niet meer de norm: zo goed als alle overheden werden coalities.

Delwit, Pascal, La vie politique en Belgique de 1830 à nos jours (Brussel : Editions de l’Université de Bruxelles, 2022), 679 p.

Na de Tweede Wereldoorlog ziet Delwit een vierde periode (1944-1961) met een imperfect tweepartijsysteem. De koningskwestie en de (tweede) schoolstrijd zetten de socialisten en de katholieken lijnrecht tegenover elkaar. De liberalen speelden een cruciale rol door afwisselend met de socialisten en de katholieken regeringen te vormen. Het Schoolpact in 1958 betekende de overgang naar een vijfde periode (1958-1999) waarin een achteruitgang van zowel socialisten als katholieken en een vooruitgang van de liberalen opnieuw leidde tot een meerpartijensysteem. Nationale partijen splitsten in 1968 en nieuwe partijen die zich op andere breuklijnen ijkten, van regionalistische en groene partijen tot partijen die immigratie tot hun kernthema maakten, zagen het licht. De staatshervormingen in 1970, 1980, 1988 en 1993 veranderden het institutioneel kader grondig. In de laatste fase (vanaf ca. 1999) werden de kaarten volledig herschud; zelfs in Vlaanderen gaan de katholieken achteruit, de socialisten scoren historisch laag en de liberalen worden de eerste partij. De Belgische politiek gaat de 21e eeuw extreem gefragmenteerd en zonder politieke zekerheden in.

Daar begint het laatste hoofdstuk, dat meteen ook als conclusie dient. Delwit bekijkt het  hedendaagse systeem, de instituties en partijen, en stelt ze luidop in vraag aan de hand van voorgaande historische analyses en politicologische theorieën. De actualiteit bepaalt in grote mate de behandelde thema’s, en hedendaagse politici en politieke denkers komen aan het woord. Wat moet en zal de rol van het staatshoofd zijn? Wat met de senaat? Naar een splitsing van België, confederale staat of herfederaliseren? Stemplicht? De kiesdrempel? Pariteit en diversiteit? Hierbij blikt hij eveneens, en met momenten profetisch, vooruit.

Met uitzondering van het eerste en laatste, kent elk hoofdstuk eenzelfde opbouw, waarbij Delwit vasthoudt aan de voor hem drieledige aard van het politieke leven in België. Het politieke systeem en de veranderingen in het institutionele kader worden uitgebreid en chronologisch beschreven, waarna hij steeds dieper – en bijna exhaustief – ingaat op de interne veranderingen binnen de verschillende politieke partijen. Delwit schuwt hierbij het historisch bronnenmateriaal niet, en gebruikt in de eerste plaats krantenartikelen om de lezer mee te nemen in debatten en gebeurtenissen én om af en toe een hedendaagse politicus, zoals Elio Di Rupo, commentaar te laten geven op bepaalde episodes. Verder hanteert de auteur ook verkiezingsuitslagen, wetenschappelijke literatuur uit de bestudeerde periode, parlementaire handelingen en briefwisseling van politici.

Lipset en Rokkan, en bijgevolg ook Delwit, vertrekken sterk vanuit de natiestaat en de interne politieke conflictlijnen. De negentiende-eeuwse nationale en industriële revoluties liggen immers aan de basis van hun model, wat leidt tot de onderwaardering van een meer internationaal perspectief. Globale trends blijven op de achtergrond en de wereldoorlogen krijgen weinig aandacht. Een ander nadeel van Delwits definitie van politiek leven is dat de klemtoon zeer sterk ligt bij formele vormen van politiek. Zo is er slechts zeer beperkte aandacht voor België als koloniale mogendheid en het politieke leven in de kolonies zelf. In totaal gaat het er slechts zes pagina’s over en blijft Delwit een uiteenzetting van de koloniale instituties en politieke spelers grotendeels schuldig. Dit ondanks dat de kolonies Kongo en Ruanda-Urundi respectievelijk vanaf 1908 en 1916 deel uitmaakten van de Belgische staat, en zo intrinsiek onderdeel waren van het Belgische politieke systeem. Zo blijven informelere vormen van politiek en stemmen van onderop onderbelicht. De ideeën van de bredere bevolking zijn uitsluitend vertaald door de verkiezingsresultaten of opiniestukken in kranten.

Dit doet echter niets af aan het succes van deze monumentale onderneming. De keuzes voor een ietwat strikte definitie van Belgische politiek volgen uit het relevante theoretische beginsel van het werk. Delwit slaagt erin op zeer bevattelijke wijze de geschiedenissen van politieke partijen te beschrijven én te verklaren. Hij combineert moeiteloos zeer technische stukken over onder andere de vele staatshervormingen en institutionele veranderingen met sprekende anekdotes. Het boek is dan ook geschikt voor iedereen die geïnteresseerd is in het politieke aspect van de Belgische geschiedenis in brede zin. De historicus heeft er een interessant theoretisch kader en een bevattelijk overzichtswerk bij, waar de politieke wetenschapper hedendaagse gebeurtenissen in al hun complexiteit aangeleverd krijgt. Iedereen krijgt een les in hoe belangrijk uitgebreide historische context is.

-Milan Dupont (Universiteit Antwerpen)

Contacteer ons

Zin om mee te werken aan een volgend nummer van Contemporanea?
Dat kan via onderstaande link