Kerk en (de)kolonisatie in Afrika
Mick Feyaerts, KU Leuven
Dekolonisatie: een gelaagd begrip
Deze review beoogt een overzicht te geven van de ontwikkeling van de historiografische literatuur met betrekking tot de verhoudingen tussen de Kerk en (de)kolonisatie. ‘Dekolonisatie’ is geen straightforward begrip: de term dekt meerdere ladingen waarbij de link met de Kerk niet altijd meteen duidelijk is. Oorspronkelijk wees zij op een politieke en juridische onafhankelijkheid van voorheen gekoloniseerde gebieden. Vanaf de jaren tachtig kwamen daar belangrijke betekenislagen bij onder invloed van nieuwe filosofische en sociaalwetenschappelijke inzichten. De bijdragen van Walter Mignolo’s school of decoloniality en de uit onder andere Edward Said’s werk gegroeide postkoloniale studies leidden namelijk tot de erkenning dat de politieke en economische overheersing van Latijns-Amerika, Azië en Afrika door Europese mogendheden bepaalde culturele vormen, paradigmata en zijnswijzen had geïnstalleerd, wat kolonisatie ook een culturele dimensie gaf.1 Auteurs en activisten benadrukken dat samenlevingen wereldwijd doorspekt zijn met Eurocentrische en racistische denkpatronen die hun oorsprong kennen in de koloniale periode. ‘Mental decolonization’, oftewel een dekolonisatie van de geesten, is erop uit dergelijke uitingen van witte hegemonie in zowel voormalige kolonies als metropolen te identificeren, in vraag te stellen, en aan te pakken.
Verscheidene Belgische en buitenlandse instituten leveren inspanningen om hun werking, organisatorische structuur en filosofie te dekoloniseren. Zo opende het AfricaMuseum in Tervuren – dat naast een publiek museum ook een wetenschappelijk onderzoekscentrum is – vijf jaar geleden opnieuw zijn deuren na een grootschalige renovatie. Het museum reorganiseerde onder andere zijn collectie, dat voordien een typisch koloniaal propagandistisch verhaal vertelde, en reflecteerde over zijn rol in de reproductie van koloniale machtsverhoudingen.2 Het zichtbaarst in die tendens van institutionele dekolonisering zijn echter de universiteiten. Steeds vaker reflecteren zij over de samenstelling van hun studentenpopulatie en hun personeel, de vooringenomenheden van de mechanismen waarmee academische kennis wordt geproduceerd, en de richting waarin die kennis zich verspreidt. Verscheidene (maar niet alle) disciplines concludeerden dat het centrum van kennisproductie vooralsnog in het Westen ligt en dat die kennis bovendien onterecht als universeel wordt beschouwd. De academische wereld blijkt gebouwd op een onderscheid tussen het ‘globale Noorden’ als centrum van theorievorming enerzijds en ‘de Rest’, als locus van etnografisch onderzoek, anderzijds.3 Dekolonisatie in deze context betekent dan een ‘decentralisering’, of een ‘provincialisering’, van Europa als academisch kenniscentrum.4
De Rooms-katholieke Kerk staat voor gelijkaardige uitdagingen. Met zo’n 256 miljoen gelovigen in heel Afrika is het een van de meest tastbare overblijfselen van de koloniale periode op het continent.5 Als verspreiders van het ‘ware geloof’ onder de ‘heidense Afrikaanse bevolking’ legden duizenden Europese missionarissen de grondslagen voor wat uiteindelijk ontwikkelde tot een bruisende en alsmaar groeiende Afrikaanse Kerk. Het numeriek zwaartepunt van het katholicisme ligt ondertussen al lang niet meer in Europa: onder invloed van de secularisering van de Europese samenleving verschoof dat in de tweede helft van de twintigste eeuw naar Latijns-Amerika en Afrika. Door die evolutie en omwille van nieuwe theologische vraagstukken, mobiliseerde de Rooms-katholieke Kerk in de loop van de twintigste eeuw geleidelijk aan meer en meer lokale mannen en vrouwen als religieus personeel (indigenisering), nam het initiatieven om de theologie en de ritus aan te passen aan de lokale cultuur (inculturatie) en reflecteerde het over manieren om haar organisatorische structuur in overeenstemming te brengen met die numerieke en theologische realiteit. Hoewel het formeel centrum van de Kerk tot op heden het Vaticaan blijft, werd met de Argentijn Franciscus I in 2013 voor het eerst in twaalf eeuwen een niet-Europese paus verkozen, die er bovendien zaak van maakt om zoveel mogelijk niet-Europeanen tot kardinaal te benoemen.
De Rooms-katholieke Kerk is dus onderhevig aan dynamieken die elders als ‘dekolonisatie’ worden bestempeld, en dat is ook historici niet ontgaan. Het corpus aan werken die onderzoeken op welke manieren de Kerk zich in het verleden verhield tot dekolonisatie groeide de afgelopen jaren zienderogen. De erkenning dat de Kerk als instituut kan dekoloniseren impliceert echter ook een betrokkenheid bij de kolonisatie, en dat ligt tot op vandaag vaak gevoelig, zeker in België. Deze review schetst ten eerste de twee polen waarlangs het debat over de relatie tussen de Rooms-katholieke Kerk en kolonisatie zich heeft gekristalliseerd en de genuanceerde consensus die daar, onder invloed van onderzoek naar de protestantse missionering in Afrika, recentelijk uit is voortgekomen. Vervolgens bespreek ik enkele werken die verschillende manieren onderzoeken waarop de Kerk zich verhield tot dekolonisatie, en die als dusdanig wortelen in dat klimaat van nuance.
Uit de review zal enerzijds blijken dat er een behoorlijke kloof bestaat tussen de Belgische onderzoekstraditie en het internationale klimaat die nog maar sinds kort met mondjesmaat wordt gedicht. Anderzijds zal duidelijk worden dat er door de band genomen een beperkte aandacht is voor vrouwelijke religieuzen. Hoewel vrouwelijke missionarissen het dichtst bij de gewone bevolking stonden, zij de pastoraal verzorgden samen met Afrikaanse zusters, en die laatsten tot op heden een aanzienlijke rol spelen in het onderwijs, de gezondheidszorg en het sociaal werk in Afrika, zien onderzoekers vrouwen in de Kerk veelal over het hoofd. Het Vaticaan, gerenommeerde theologen en grote internationale congregaties zoals de jezuïeten blijven nog steeds de belangrijkste onderwerpen in onderzoeksprojecten. Dat is problematisch, omdat de katholieke Kerk zo wordt gereduceerd tot haar hoogste (en dus mannelijke) rangen, wat ons verhindert om het debat over Kerk, kolonisatie en dekolonisatie in zijn volledigheid te voeren.
Waren missionarissen kolonisatoren?
Al op het einde van de vijftiende eeuw, toen de eerste Europese (voornamelijk Portugese) handelaars de Afrikaanse kusten begonnen te bezaaien met de posten die zouden uitgroeien tot de draaischijven van de transcontinentale (slaven)handel, reisden de eerste missionarissen af naar het Afrikaanse continent. Het “redden van de heidense ziel” was het voornaamste doel van die religieuze aanwezigheid.6 Ten tijde van de ‘Scramble for Africa’ op het eind van de negentiende eeuw werd dat elan verdergezet. Paters, broeders en zusters trokken diep het Afrikaanse binnenland in en richtten er missieposten op van waaruit ze de evangelisatie van de inlandse bevolking organiseerden. Geleidelijk aan ontwikkelden die missionarissen een netwerk van caritatieve instellingen, zoals scholen, hospitalen en dispensaria, dat in de eerste helft van de twintigste eeuw de kern van het missiewerk ging vormen. Dit ‘indirect missiewerk’ werd gezien als een essentiële bodem voor geloofsverkondiging en bekering.7 Via de medische zorg voor het lichaam kon namelijk de ziel bereikt worden, en het onderwijs was het uitgelezen medium voor de verspreiding van een katholieke moraal en werkethiek.8
Van in het begin namen de katholieke missionarissen het op tegen inlandse religies, protestantse zendelingen en islamitische predikers. Hoewel ze daarvoor vaak samenwerkten met de koloniale overheden van de gebieden waarin ze werkzaam waren, overleefde de katholieke Kerk de politieke afhankelijkheid van de meeste Afrikaanse landen zonder veel kleerscheuren. Missionarissen konden zich vanaf de jaren zestig herdefiniëren als religieus geïnspireerde ontwikkelingshelpers en ondersteuners van de lokale, ondertussen grotendeels geafrikaniseerde Kerk, en behielden zo een belangrijke positie in Afrikaanse postkoloniale samenlevingen.9 Onder invloed van de secularisering van de West-Europese samenlevingen en de bijbehorende vergrijzing van het religieuze personeel nam de aanwezigheid van Europese religieuzen in Afrika echter significant af in de jaren negentig. De katholieke Kerk in Afrika draait momenteel bijna uitsluitend op inlandse krachten, maar de connecties met Europa blijven. Vaak maken paters, broeders en zusters deel uit van Afrikaanse takken van in oorsprong Europese congregaties, waardoor ze – afhankelijk van de mate van zelfstandigheid – een juridische, administratieve of financiële band behouden met de moederhuizen in Europa.
Aanvankelijk schreven leden van missiecongregaties hun missiegeschiedenis zelf. Hun literatuur koppelde missionering los van kolonisatie, zeker toen de koloniale projecten van de West-Europese mogendheden vanaf eind jaren veertig onder vuur kwamen te liggen.10 Auteurs benadrukten de rol die de Kerk door middel van de missionering had gespeeld in de uitbouw van medische en onderwijsinfrastructuur in Afrika, en de offers die individuele missionarissen daarvoor hadden moeten brengen. Die laatsten ruilden immers een comfortabel leven in Europa, omringd door vrienden en familie, in voor een eenzaam bestaan vol ontberingen in het Afrikaanse binnenland, enkel en alleen uit liefde voor God en de medemens. Bovendien liep de samenwerking tussen missionarissen en de koloniale overheden vaak stroef en beschermden missieposten de inlandse bevolking geregeld tegen de uitwassen van de koloniale staat, wat auteurs als een bewijs zagen voor radicaal andere belangen. Terwijl koloniale overheden het aantal Afrikanen in hun hoogste rangen meestal minimaal wilde houden, stuurde het Vaticaan inderdaad al in 1919 aan op een “afrikanisering” van de clerus in missiegebied. In de encycliek Maximum Illud pleitte paus Benedictus XV voor een verhoogde inspanning in de werving en opleiding van de autochtone clerus.11 Daarenboven sprak een aanzienlijke groep katholieke missionarissen en theologen zich uit vóór de politieke onafhankelijkheid van de Afrikaanse kolonies in de jaren vijftig en zestig.
Deze argumenten stonden centraal in het apologetisch discours dat het grootste deel van de twintigste eeuw kenmerkte.12Toch is kritiek op dit narratief in wezen meer dan een halve eeuw oud. Al in 1968 sprak Frantz Fanon, een zwarte psychiater uit Martinique die in Algerije werkte tijdens de onafhankelijkheidsoorlog, zich onverbloemd uit over de Kerk in gekoloniseerde gebieden. In Les damnés de la terre schreef hij: “[L’Eglise] n’appelle pas l’homme colonisé dans la voie de Dieu mais bien dans la voie du Blanc, dans la voie du maître, dans la voie de l’oppresseur.”13
Vanaf de jaren tachtig systematiseerde de nieuwe discipline ‘postcolonial studies’ die notie, wat toeliet om het apologetische, comfortabele discours van weleer in vraag te stellen. De in de Verenigde Staten werkende Congolees Valentin Yves Mudimbe, die met The invention of Africa één van de meest invloedrijke werken voor de Afrikaanse Studies schreef, beargumenteerde in 1988 dat missionarissen ‘agents of political empire’ waren omdat ze via onderwijs en gezondheidszorg de Afrikaanse geesten en de inlandse samenlevingen radicaal transformeerden.14 In 1991 publiceerden de Amerikaanse antropologen Jean en John Comaroff Of Revelation and Revolution. Daarin onderzochten ze de impact van protestantse missies op het bewustzijn en de cultuur van de Tswana in het noorden van Zuid-Afrika. Zij bestempelden missionarissen als ‘colonizers of consciousness’ die, hoewel ze er niet in slaagden het Christendom over hun volledige actieveld te verspreiden, de Tswana-cultuur vernietigden en in de plaats Europese culturele vormen, denkpatronen en zijnswijzen installeerden. De Kerk was voor de Comaroffs dus de belangrijkste actor in een culturele en mentale kolonisatie.15
Dergelijke genadeloze kritiek spoorde historici aan om de katholieke Kerk in Afrika te bestuderen door een lens van medeplichtigheid aan de kolonisatie. Ze legden onder andere de vele lagen van samenwerking bloot die er – ondanks de spanningen – bestonden tussen koloniale overheden en de missies. Die samenwerking tekende zich geleidelijk aan af langs nationale lijnen. Op de Conferentie van Berlijn (1984-85) was immers beslist dat een koloniale mogendheid enkel aanspraak kon maken op een gebied in Afrika als ze het ook effectief had bezet. Terwijl de missiecongregaties profiteerden van de activiteiten van Europese naties in het Afrikaanse binnenland, zorgden hun missieposten voor een feitelijke bezetting van het grondgebied waardoor de staat in orde was met de bepalingen van de Algemene Akte van de conferentie.16 Historica Marialuisa Sergio noemt deze modus vivendi de Pax Colonialis, Reuben Loffman spreekt over ‘competitive co-dependency’.17 Bovendien legitimeerde de Kerk alle andere vormen van Europese aanwezigheid in de kolonies. Zij gaf de politieke en economische bezetting een humanitair gelaat.
Het debat over de verhouding tussen de Kerk en kolonisatie kristalliseerde zich dus langs twee uitersten: een apologetische pool die de Kerk ver van alles wat koloniaal was situeerde, en een pool die in de Kerk een kolonisator bij uitstek zag. Deens historica Karen Vallgårda nam een tussenpositie in en probeerde zo het zeer gepolariseerde debat te nuanceren. Volgens haar waren missionarissen geen kolonisatoren. Ze vormden namelijk een heel heterogene groep waarbinnen de mate van associatie met het koloniale regime erg kon verschillen. Ze noemde de binaire opdeling tussen kolonisator en gekoloniseerde bovendien een onproductieve simplificatie van de werkelijkheid. Wel speelde de Kerk een essentiële rol in de (re)productie van de ‘imperial social formation’. Missionarissen droegen bij tot de verspreiding van de sociale en mentale grondslagen voor de kolonisatie.18 Ondanks de vele goede intenties promootte de Kerk via religie, onderwijs en gezondheidszorg een Europese epistemologie die ongelijke machtsverhoudingen reproduceerde en als dusdanig van Afrikanen subjecten maakte die ondergeschikt waren aan Europeanen.19
Belgische historici bleven tot op vandaag eerder voorzichtig in dit debat. De uitgebreide studies van A.M. Delathuy (pseudoniem van de voormalige diplomaat Jules Marchal) uit de late jaren tachtig en vroege jaren negentig die de wantoestanden in de vroege missies in Congo blootlegden, hadden weinig impact op de academische wereld en de publieke opinie.20 Enkele werken hintten wel naar de complexiteit waarmee de lokale bevolking in Congo de missionaire aanwezigheid ervaarden.21 In Mémoires noires: les Congolais racontent le Congo belge, 1940-1960, een verzameling van interviews met een tiental (hoogopgeleide) Congolese mannen, schreef François Ryckmans dat een aanzienlijk deel van de Congolese bevolking slechte ervaringen had met de katholieke Kerk ten tijde van de kolonisatie. Door het racisme van sommige missionarissen zagen ze de segregatie toenemen, waardoor ‘on prenait un catholique comme un type qui n’est pas bon’.22 Dat sentiment kwam pijnlijk tot uiting tijdens de Simba-opstand in de vroege jaren zestig. Toen sloegen groepjes jonge guerilla-soldaten, aangevoerd door politieke figuren zoals Laurent-Désiré Kabila en Pierre Mulele, erin delen van onder meer provincies in Oost-Congo en de Kwilu te bezetten. Hoewel alle witten die na de onafhankelijkheid nog in Congo waren een doelwit vormden voor de rebellen, bestond hun tactiek vooral uit het aanvallen en vernietigen van missieposten. Dat leidde tot gijzelingen en dramatische evacuaties. Sommige missionarissen werden mishandeld en raakten gewond, 186 werden vermoord.23
Niettemin veranderde er weinig aan het algemeen discours, zoals de werken van bijvoorbeeld Wim François en Anne-Sophie Gijs uit de jaren 2000 over de jezuïetenmissies in Congo illustreren: op basis van het net toegankelijke archief van de jezuïeten reageerden zij op de kritieken van Delathuy door de complexe relatie tussen de jezuïetenmissies en de koloniale staat te benadrukken.24 Historicus en antropoloog Maarten Langhendries stelde vast dat er ook in populaire cultuur in België weinig veranderde. Het toneelstuk Missie (2007) en de televisiedocumentaire Nonkel Pater (2012), die beiden een groot publiek wisten te bereiken, promootten de katholieke Kerk als een positieve aanwezigheid in Congo door de notie van zelfopoffering te blijven cultiveren.25 Wantoestanden worden toegeschreven aan individuen, en de balans voor de Kerk als missionerend instituut blijft positief. De honderden missionaire standbeelden die onbevraagd de Vlaamse publieke ruimte sieren en die Idesbald Goddeeris in Missionarissen: Geschiedenis, herinnering, dekolonisering in 2021 in kaart bracht, getuigen daarvan.26
De laatste paar jaar lijkt daar geleidelijk aan verandering in te komen. In 2020 publiceerde KADOC (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving) Religion, Colonization and Decolonization in Congo, 1885-1960. De bundel was het resultaat van een conferentie die er tien jaar eerder werd gehouden. Het verzamelwerk poogde om ‘de geschiedenis van religie, kolonisatie en dekolonisatie in Congo te koppelen aan de belangrijkste trends in het historiografisch debat’.27 De bijdragen wijzen op de verschillende manieren waarop religie en kolonisatie met elkaar verstrengeld waren, de mate van religieuze agency die Congolezen konden opeisen, en de sleutelrollen die Afrikanen konden innemen binnen de groeiende Congolese Kerk. Datzelfde jaar verscheen Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen, waarin het hoofdstuk van Idesbald Goddeeris een genuanceerde state of the art geeft van het historiografisch onderzoek naar missionering en kolonisatie in Congo.28 In zijn zonet vermeld boek uit 2021 onderzoekt Goddeeris vervolgens de evolutie van het apologetisch discours over missionarissen en de katholieke Kerk in België en tracht het zo te koppelen aan de dekolonisering van de geesten. Zo komt de nuance die in de literatuur over protestantse missionarissen enkele jaren geleden bereikt werd ook in de Belgische academische wereld al iets dichter bij.
De katholieke Kerk en dekolonisatie in de literatuur
Enkel wanneer men een genuanceerde positie inneemt in het debat over de relaties tussen Kerk en kolonisatie, wordt het mogelijk om de geschiedenis van de Kerk door een lens van dekolonisatie te bestuderen. Vanuit de overtuiging dat missionering compleet los stond van kolonisatie is een dergelijke vraag immers niet aan de orde. De werken van Frantz Fanon en Jean en John Comaroff (maar niet het werk van Mudimbe) reduceren Afrikanen dan weer tot passieve onderdrukten die geen agency bezitten, wat dekolonisatie evenzeer onmogelijk maakt. De afgelopen jaren verschenen er evenwel een aantal belangrijke studies die de verhouding van de katholieke Kerk tot verschillende vormen van dekolonisatie onderzoeken.
In African Catholic onderzoekt Elisabeth Foster – die eerder al een monografie uitbracht over religie in koloniaal Senegal en co-editor is van een volume over dekolonisatie en religie in de Franse geschiedenis – de theologische consequenties van de politieke onafhankelijkheid van Frans-West-Afrika in de jaren zestig.29 Het boek bespreekt de impact van de politieke situatie in de regio op het werk van zowel West-Afrikaanse katholieke intellectuelen (zoals de Senegalese Négritude-pioniers Leopold Senghor en Alioune Diop) als Franse katholieke clerici, en toont hoe die debatten hun weg vonden naar de onderhandelingstafel tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. Niet alleen dwong de politieke onafhankelijkheid in West-Afrika katholieke intellectuelen binnen en buiten het Vaticaan om hun positie ten opzichte van de Franse politieke overheersing te herdenken, het zette hen ook aan tot een evaluatie van de Kerk als instituut in Afrika. Er werd onder andere gereflecteerd over het Eurocentrisme in de wereldkerk, de waarde van Afrikaanse invloeden op spiritualiteit en religieuze gebruiken, en de algemene houding ten opzichte van andere religies.30
Jean Luc Enyegue SJ benaderde de dekolonisatie-kwestie door de lens van zijn eigen congregatie. Zijn boek Competing Catholicisms beschrijft de institutionele ontwikkeling van de jezuïetenmissies in Tsjaad en Kameroen, die in 1973 werden samengevoegd tot de West-Afrikaanse Vice-Provincie van de Sociëteit van Jezus. De auteur beargumenteert dat de congregatie tot op vandaag haar missionaire structuur behoudt. Ondanks de politieke dekolonisatie in de jaren zestig leefden koloniale structuren en machtsverhoudingen voort binnen de congregatie, en bij uitbreiding binnen de hele katholieke Kerk in Tsjaad en Kameroen. In zijn boek schuift hij de termen ‘spirituele neokolonisatie’, ‘NGO-isering’, en ‘de-occidentalisering’ naar voor om die dynamieken conceptueel te vatten.31
Dankzij de opening van de archieven van paus Pius XII (1939-1958) in 2020 kon onderzoekster Marialuisa Sergio de houding van het Vaticaan tegenover (en de diplomatieke inmenging in) de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962) bestuderen. Haar analyse van de politieke strategie van de Heilige Stoel in deze context relativeert het gangbare idee dat de Kerk één van de belangrijkste ondersteuners van de dekolonisatie was. De archieven tonen dat het Vaticaan voorstander was van een trage en geleidelijke politieke dekolonisatie.32
Belgisch historicus Guy Vanthemsche gaf eerder al een aanzet tot gelijkaardig onderzoek. Hij kon nog vóór de opening van de archieven van Pius XII en Johannes XXIII (1958-1963) aan de hand van een diepgaande studie van de diplomatieke archieven van de Belgische koloniale overheid concluderen dat het Vaticaan, ondanks het algemene pro-onafhankelijkheidsdiscours van de jaren vijftig, het proces van indigenisering van de Congolese bevolking pas versnelde in 1959, toen de onafhankelijkheid reeds onafwendbaar was geworden. Net als Sergio illustreert Vanthemsche de gelaagdheid van de houding van het Vaticaan inzake politieke dekolonisatie in Afrika, en relativeert hij de inzet van de Heilige Stoel voor de afrikanisering van de kerkhiërarchie.33
Zeer recent zijn er meer grootschaligere initiatieven opgezet. In 2020 startte filosoof, theoloog en historicus Simon Nsielanga SJ een doctoraatsonderzoek over de discoursen en praktijken van dekolonisatie binnen de jezuïetenorde in Congo/Zaïre. Zijn onderzoek werd in 2022 ingepast in het multidisciplinair onderzoeksproject ‘Dekolonisatie en de Rooms-katholieke Kerk in de DR Congo/Zaïre (1960-2000)’ dat de departementen Geschiedenis en Systematische Theologie en Religiewetenschap van de KU Leuven samen lanceerden.34 In de zomer van 2023 organiseerde KADOC samen met de Université de Fribourg (Zwitserland) een eerste internationaal onderzoekseminarie getiteld Decolonization and Catholicism, waarop verschillende onderzoekers in het veld hun onderzoeksmethodes, concepten en bronnen kwamen toelichten voor een publiek van professoren, (doctoraats)onderzoekers en andere geïnteresseerden.35
C’est la femme qui fait l’église
Hoewel de historiografische initiatieven rond Kerk en dekolonisatie enkel toenemen, blijven die vooral gefocust op de hoogste – en dus mannelijke – rangen van de katholieke Kerk. Op enkele jubileumwerken na, die de missiegeschiedenis van één welbepaalde congregatie uit de doeken doen maar zich daarbij nog voornamelijk focussen op de Europese missiezusters, of werken die religieuzen gebruiken als lens op onderwijs of gezondheidszorg in Afrika, zijn er bijvoorbeeld amper uitgebreide studies over religieuzen in Afrika.36 Die lacune is problematisch aangezien de Kerk grotendeels draait op de overtuiging en inzet van zustercongregaties. Zowel in Europa als in Afrika (en elders) vormden de onderwijsinstellingen, medische infrastructuur, ateliers en pastorale initiatieven die zij uitbaatten en organiseerden belangrijke schakels tussen de gewone gelovigen en de kerkhiërarchie. Zij drukten tegelijkertijd hun stempel op het dagelijkse leven en op de structuur en spiritualiteit van de Kerk, en doen dat nu nog steeds.
Aandacht voor de Afrikaanse vrouw in de katholieke Kerk legt bijvoorbeeld bloot dat dekolonisatie niet enkel top-down gebeurde en gebeurt, met veel intellectueel vertoon en organisatorische hervormingen, maar ook subtiel, in stilte, van onderuit. Joan Burke, een Amerikaanse zuster van Notre Dame de Namur die in de jaren tachtig werkzaam was in een Congolese communauteit van haar congregatie, schreef er een etnografie over. In These Catholic Sisters are all Mamas beschrijft ze hoe haar Congolese consœurs Kongo-gebruiken – zoals verwantschapsterminologie, besluitvormings- en conflictmanagamentspraktijken – integreerden in het communautaire leven. Op die manier voedden zij wat Burke een ‘inculturation from below’ noemde.37 Haar werk illustreert dat zusters hun eigen manieren hadden om ‘dekolonisatie’ te bewerkstelligen die losstonden van de beslissingen, theologieën en hervormingen die hogerop respectievelijk werden genomen, geschreven, en doorgevoerd.
De groeiende kritiek van historici op missionering en de Kerk in een koloniale context gaf pas recentelijk aanleiding tot het bestuderen van de dekolonisatie van religie. Niet enkel de houding van de Rooms-katholieke Kerk ten opzichte van de politieke onafhankelijkheid van voormalige kolonies, maar ook de manieren waarop zij als instituut zelf koloniseerde vormen het onderwerp van nieuwe studies. Dit domein heeft echter nog veel ruimte om te groeien, en een erkenning van alle actoren in de Rooms-katholieke Kerk is daarin een belangrijke stap. Meer onderzoek naar vrouwen in de Afrikaanse kerken is onontbeerlijk om het historisch inzicht in de relatie tussen de Rooms-katholieke Kerk en (de)kolonisatie te vergroten. Mijn doctoraatsonderzoek, dat deel uitmaakt van bovengenoemd project ‘Dekolonisatie en de Rooms-katholieke Kerk in de Republiek Congo/Zaïre’, wil op die noodzaak inspelen. Concreet onderzoek ik de impact van de postkoloniale situatie op het netwerk van religieuzen dat zich kon ontplooien, de plaats die zij konden opeisen, en de gedeelde identiteit die zij al dan niet ontwikkelden in de middelgrote stad Kikwit in de Kwilu-provincie tussen 1960 en 2000.
Webreferenties
- ACI Africa, 29/5/2022: https://www.aciafrica.org/news/5960/pope-francis-names-21-new-cardinals-including-two-from-africa
Références
- Walter Mignolo, Local Histories / Global Designs: Coloniality, Subaltern Knowledges, and Border Thinking (Princeton: Princeton University Press, 2000); Edward Said, Orientalism. Western Conceptions of the Orient (London: Penguin, 1995).
- Idesbald Goddeeris, ‘Beelden van Het Belgische Koloniale Verleden’, in Interculturaliteit En de Geesteswetenschappen. Over Grenzen, Beelden En Taal (Leuven: Universitaire Pers, 2020), 181.
- Achille Mbembe, Out of the Dark Night: Essays on Decolonization (Columbia University Press, 2021), 14.
- Mbembe, Out of the Dark Night: 14.; Dipesh Chakrabarty, _Provincializing Europe: Postcolonial Thought and Historical Difference (Princeton University Press, 2009).
- Elizabeth Ann Foster, African Catholic: Decolonization and the Transformation of the Church (Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 2019), 11.
Het cijfer werd in oktober 2022 door het Vaticaan gecommuniceerd en heeft betrekking op het jaar 2021. In relatieve cijfers gaat het om zo’n 18% van de bevolking in het Afrikaanse continent. - Bengt Sundkler en Christopher Steed, A History of the Church in Africa (Cambridge: University Press, 2000), 45-54. Hoofdstuk twee van bovenstaand boek, Maritime connections (42-80), geeft meer informatie over vroege missionaire activiteiten elders in het Afrikaanse continent.
- ‘Missionair zijn - maar hoe? Het zelfverstaan van de Dienaressen van de Heilige Geest in een veranderende context.’ In: José Eijt, Hester Genefaas, en Petrus Johannes Andreas Nissen, Gaan voor God: ideaal en praktijk van missie in historisch perspectief (Hilversum: Verloren, 1998).
- Maarten Langhendries en Reinout Vander Hulst, ‘Gezondheidszorg: Het Paradepaardje van de Belgische Kolonisatie?’, in Koloniaal Congo. Een Geschiedenis in Vragen (Kalmthout: Polis, 2020), 308; Marc Depaepe en Annette Lembagusala Kikumbi, ‘Koloniaal Onderwijs in Congo: Meer Dan Paternalistisch Eenrichtingsverkeer?’, in Koloniaal Congo: Een Geschiedenis in Vragen (Polis, 2020), 317.
- Idesbald Goddeeris, Missionarissen: Geschiedenis, herinnering, dekolonisering (Leuven: LannooCampus, 2021); Maarten Langhendries, ‘Nonkel Pater. De figuur van de missionaris als feit en fictie’ (KU Leuven. Departement Sociale en Culturale Antropologie, 2017), 17.
- Arnulf Camps, ‘The Study of the History of Local Churches. Its Importance for the Development and the Future of the Church’, in: Studies in Asian Mission History, 1956-1998 (Brill, 2000): 3-12.
- ‘Het Katholieke denken over missie: van het eerste tot het tweede Vaticaans Concilie’ in: Eijt, Genefaas en Nissen, Gaan voor God.
- Bijvoorbeeld : Fernand Mukoso Ng’Ekieb, Aux origins de la mission du Kwango (1879-1914). Tractations et Premiers Jalons de l’OEuvre Missionnaire des Jésuites belges au Zaïre (Pontificia Universita Gregoriana, 1981); Alain Deneef ea., De la mission du Kwango à la province d’Afrique Centrale. Les Jésuits au Congo-Zaire. Cent ans d’épopée (Brussel, 1995).
- Franz Fanon, Les Damnés de La Terre (Paris: La Découverte, 2002), 45.
- Chapter III: The Power of Speech’ in: Valentin Yves Mudimbe, The Invention of Africa: Gnosis, Philosophy, and the Order of Knowledge (Bloomington: Indiana University Press, 1988).
- Jean Comaroff en John Comaroff, Of Revelation and Revolution. The Dialectics of Modernity on a South African Frontier (Chicago and London: The University of Chicago Press, 1997); Elizabeth Elbourne, ‘Word Made Flesh: Christianity, Modernity, and Cultural Colonialism in the Work of Jean and John Comaroff’, The American Historical Review, 108.2 (2003).
- )Vincent Viaene, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens, ed., Congo in België: Koloniale cultuur in de metropool (Leuven University Press, 2009), 150.
- Marialuisa Lucia Sergio, How the Church Under Pius XII Addressed Decolonization: The Issue of Algerian Independence (New York: Routledge, 2023); Reuben A. Loffman, Church, State and Colonialism in Southeastern Congo, 1890–1962 (Cham: Springer International Publishing, 2019).
- Karen Vallgårda, ‘Were Christian Missionaries Colonizers?: Reorienting the Debate and Exploring New Research Trajectories’, Interventions, 18.6 (2016): 865–86.
- Geertje Mak, Marit Monteiro, en Elisabeth Wesseling, ‘Child Separation: (Post)Colonial Policies and Practices in the Netherlands and Belgium’, BMGN - Low Countries Historical Review, 135.3–4 (2020): 4.
- A. M. Delathuy, Jezuïeten in Kongo met zwaard en kruis (Berchem: EPO, 1986); A. M. Delathuy, Missie en staat in Oud-Kongo 1880 - 1914. 1: Witte paters, scheutisten, jezuïeten (Berchem: EPO, 1992); A. M. Delathuy, Missie en staat in Oud-Kongo 1880 - 1914. 2: Redemptoristen, trappisten, [norbertijnen,] priesters van het H. Hart, paters van Mill Hill (Berchem: EPO, 1994).
- Idesbald Goddeeris, ‘Missionarissen: Een Menselijker Dimensie Aan Kolonisatie?’, in Koloniaal Congo. Een Geschiedenis in Vragen, Idesbald Goddeeris, Guy Vanthemsche, en Amandine Lauro ed. (Kalmthout: Polis, 2020), 300.
- ‘Églises en blanc, églises en noir’ in : François Ryckmans, Mémoires noires: les Congolais racontent le Congo belge, 1940-1960 (Bruxelles: Racine, 2010).
- Dries Vanysacker, Vergeten martelaars: Missionarissen in het oog van de Simba-opstand in Congo, 1964-1966 (Leuven: ACCO, 2015); Goddeeris, Missionarissen, 49-50. 81 Belgische en 75 buitenlandse katholieke religieuzen werden gedood, net als 30 protestanten.
- Wim François, ‘Een tropische storm in katholiek België. De controverse rond de plaats van de katholieke missies in Congo-Vrijstaat (1905-1906)’, Trajecta : tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden, 10 (2) (2001): 136–59; Anne-Sophie Gijs, ‘Entre ombres et lumières, profits et conflits. Les relations entre les Jésuites et l’État indépendant du Congo (1879-1908)’, Revue belge de philologie et d’histoire, 88.2 (2010): 255-298; Anne-Sophie Gijs, ‘Émile Van Hencxthoven, un jésuite entre Congo et Congolais… Conflits de conscience et d’intérêts autour du supérieur de la mission du Kwango dans l’État indépendant du Congo (1893-1908)’, Revue d’Histoire Ecclésiastique, 105.3–4 (2010): 652–88.
- Maarten Langhendries, ‘The Missionary: Figure of Reconciliation with the Colonial Past in Flanders (2007-2012)’, Revue Belge de Philologie et d’Histoire, 97.3 (2019): 751–71.
- Goddeeris, Missionarissen.
- Vincent Viaene, Bram Cleys, and Jan De Maeyer, Religion, Colonization and Decolonization in Congo, 1885-1960 (Leuven: University Press, 2020), 8.
- Goddeeris, ‘Missionarissen: Een Menselijker Dimensie Aan Kolonisatie?’, in: Koloniaal Congo. Een Geschiedenis in Vragen, Idesbald Goddeeris, Guy Vanthemsche, en Amandine Lauro ed. (Kalmthout: Polis, 2020).
- Foster, 2019.; Elizabeth Foster, Faith in Empire: Religion, Politics and Colonial Rule in French Senegal, 1180-1940 (Stanford, CA: Stanford University Press, 2013); Elizabeth Foster en Giuliana Chamedes, ed., Decolonization and Religion in Modern French History, Special Issue of French Politics, Culture & Society, vol. 33:2 (2015).
- Foster, 2019.
- Jean Luc Enyegue SJ, Competing Catholicisms: The Jesuits, the Vatican and the Making of Postcolonial French Africa (Woodbridge: Boydell & Brewer, 2022).
- Sergio, 2023.
- Guy Vanthemsche, ‘Le Saint-Siège et la fin du Congo belge (1958-1960), Revue d’Histoire Ecclésiastique, vol. 109:1-2 (2014) : 196-233.
- [De dekolonisatie van de Rooms-katholieke Kerk in de Democratische Republiek Congo / Zaire, 1960-2000”, 2022.] (https://www.kuleuven.be/onderzoek/portaal/#/projecten/3H220607)
- 1st Leuven-Fribourg Research Seminar on Decolonization and Catholicism’, 2023.
- Luc Vints e.a., 100 jaar Zusters van Liefde J. M. in Zaïre 1891-1991 (Leuven: KADOC, 1992); Ria Christens, Terra incognita: 75 jaar annuntiaten in Afrika (Heverlee: Annuntiaten, 2006).; Ria Christens, ‘De annuntiaten van Heverlee in Afrika 1931-2003: Missionering en ontwikkeling met een vrouwelijk gelaat?’, Trajecta (Leuven), 12.4 (2003): 340–74; Barbra Mann Wall, Into Africa: A Transnational History of Catholic Medical Missions and Social Change (Rutgers University Press, 2015); Annette Lembagusala Kikumbi, L’éducation des filles dans les écoles du Diocèse de Kikwit en R.D. Congo (1960-1997). Contribution des congrégations féminines (KU Leuven. Centre for the History of Intercultural Relations – Kulak Centre for the History of Education, 2018).
- Joan Burke, These Catholic Sisters Are All Mamas!: Towards the Inculturation of the Sisterhood in Africa, an Ethnographic Study (Leiden: BRILL, 2001).