Verlinden, Jozef, Adrien de Gerlache, de biografie, Davidsfonds Uitgeverij, 2022, 589 p.
Imke Hansen, Koninklijke Bibliotheek van België
In de negentiende eeuw kende de wereldkaart nog verschillende blinde vlekken, zoals de binnenlanden van Afrika, van Australië en Nieuw-Zeeland, Oceanië, en Antarctica, waarvan men vermoedde dat dit het zesde continent was. De exploratiekoorts die in Europa heerste, liet ook een Belg dromen, de jonge marineofficier Adrien de Gerlache (1866-1934). Hij zou in 1898 als eerste met zijn schip de Belgica in Antarctica overwinteren. Zijn expeditie markeerde het begin van wat bekend werd als de “Heroïsche Tijd van Antarcticaverkenningen” – heroïsch, omwille van de talrijke verloren mensenlevens. Ondanks het hoge spektakelgehalte van de Belgische Zuidpoolexpeditie behoren de precieze verwezenlijkingen van De Gerlache (nog) niet tot het collectieve geheugen van België.
Hoewel het leven van De Gerlache eerder op papier werd gezet door Charles Pergameni (1914 en 1935, Adrien de Gerlache. Pionnier maritime) en Jean Pelseneer (1976, ‘Adrien de Gerlache de Gomery’, Bibliographie Nationale, kol. 390-429) is het pas in 1996 met Charles Schelfhout dat een eerste vollediger, door archiefstukken onderbouwd beeld, geschetst wordt van zijn leven en werk (1996, De Gerlache. Drie generaties van poolverkenners).
Adrien de Gerlache, de biografie, verschenen bij Davidsfonds Uitgeverij, is het zesde boek van Jozef Verlinden over de poolgebieden en De Gerlache, en bundelt een leven lang onderzoek. Hij putte uit briefwisselingen en archiefstukken uit binnen- en buitenlandse collecties, en kreeg een inkijk in het persoonlijke archief van de familie de Gerlache. In 1993 was Verlinden de eerste die een hervertelling van De Gerlaches Zuidpoolavontuur publiceerde. Dat hervertellen voor nieuwe generaties verdient zijn expeditie zeker. Want wie was nu die grootste Belgische ontdekkingsreiziger?
Voorbestemd voor een zeemanscarrière was Adrien de Gerlache, geboren in 1866 in een adellijke familie, niet. Wel was hij dat voor een militaire carrière. In de drukke haven van Antwerpen was het zoeken naar een koopvaardijschip dat onder Belgische vlag voer, laat staan een schip met Belgische kapitein. Toch zette hij door en trad hij in 1890 in dienst als officier op de pakketboten tussen Oostende en Dover. Krantenartikelen over de plannen voor een Zweeds-Australische expeditie naar Antarctica onder leiding van Otto Nordenskjöld spraken zeer tot zijn verbeelding en deden hem besluiten om zelf een wetenschappelijke Zuidpoolexpeditie te organiseren. De verwezenlijking van zijn droom bleek een weg geplaveid met talrijke obstakels, maar als er een karaktereigenschap was waarover Adrien de Gerlache beschikte, dan was het wel volharding. De daaropvolgende jaren lezen als een onafgebroken en uitputtende zoektocht naar geld en sponsors, van initiatieven zoals wielerwedstrijden en ballonvluchten ten voordele van de expeditie, tot een nationale inschrijving en uiteindelijk beperkt bijspringen van de Belgische regering. Als de Belgica op 16 augustus 1896 eindelijk afvaart in Antwerpen, is de lezer mee opgelucht, “er bleef mij niets anders over dan te varen, en dat was nu eenmaal mijn vak”.
Aan boord bevond zich een team van jonge wetenschappers dat als doel had zoveel mogelijk kennis te verwerven over het Zuidpoolgebied. Na een doortocht door Vuurland zette de Belgica koers naar Antarctica, waar ze nog niet eerder op kaart weergegeven eilanden, baaien en bergen ontdekten en in kaart brachten. De Belgica zette verder koers naar het zuiden en zou als eerste in het pakijs voor de kust van West-Antarctica overwinteren, in uiterst moeilijke omstandigheden. Na een jaar in het pakijs, tegen dat de Antarctische zomer op zijn einde liep, zat de Belgica tot grote ongerustheid van de expeditieleden nog steeds muurvast. De bemanning wist ternauwernood aan een tweede overwintering te ontsnappen door eigenhandig een kanaal uit te zagen naar een verderop gelegen strook vrij water. Op 28 maart 1899 voer de expeditie de haven van Punta Arenas in Chili binnen en haalden ze het wereldnieuws. Het wetenschappelijke belang van de expeditie wordt erkend en is te danken aan haar wetenschappelijke staf die even uitzonderlijk was als haar commandant.
Over de eerste Zuidpoolexpeditie is al veel inkt gevloeid, allereerst door de expeditieleden zelf, die reisverslagen publiceerden na hun terugkeer. Twee opvarenden van de Belgica werden later wereldberoemde poolreizigers: de Noorse tweede luitenant Roald Amundsen en de Amerikaanse arts Frederick Cook.
Waar de expeditie en de meeste publicaties over De Gerlache ophouden, met de terugkeer uit Antarctica, volgen in Verlindens biografie nog 350 goedgevulde pagina’s. Daarin worden de drie expedities naar de Arctische streken beschreven die Adrien de Gerlache tussen 1905 en 1909 ondernam in opdracht van de Franse hertog Philippe van Orléans. Maar hij werd meer dan een zeeman en ontdekkingsreiziger. Verlinden vertelt over Adrien de Gerlaches vele initiatieven en pogingen tot nieuwe poolexpedities, pooltoerisme, walvisvaart, over zijn plannen voor een zuidpoolbasis, zijn rol als investeerder en medebestuurder van scheepvaartmaatschappijen, en op latere leeftijd zijn aanstelling aan het hoofd van het Belgische zeevaartwezen.
Zodra De Gerlache terug voet aan wal had gezet in België, was het namelijk zijn grootste wens om opnieuw naar verre horizonten te varen. We lezen hoe De Gerlache ermee worstelde om het beroep van poolreiziger – gedoemd om steeds in geldnood te verkeren – te verzoenen met de belangen van potentiële investeerders, die op zoek waren naar winstgevende activiteiten.
Soms was De Gerlache daarbij zijn eigen ergste vijand. Zo bemiddelde hij een jaar na hun terugkeer op eigen houtje met de Deense regering om de Belgica over te kopen zodat hij een nieuwe zuidpoolexpeditie – op een ander schip welteverstaan – kon financieren. Later verkocht hij zijn eigen aandelen in de naamloze vennootschap achter de Belgica. Uiteindelijk verdween de Belgica in 1916 uit Belgische handen.
De relaties tussen De Gerlache en zijn expeditieleden en andere poolreizigers zoals Arctowski, Charcot, Lecointe, Nansen en Shackleton, komen uitgebreid aan bod en zijn soms ontluisterend. Daar waar de Zuidpoolexpeditie bij momenten leest als een jongensachtige avonturenroman, zo ontrafelen de banden gesmeed op de Belgica in latere jaren. Verlinden ontleedt ook De Gerlaches relatie met latere poollegende Roald Amundsen, die zich in zijn autobiografie uit 1927 geringschattend uitliet over De Gerlaches leiderschap, een onjuist oordeel dat tot de dag van vandaag blijft doorleven in de Angelsaksische kijk op de Antarcticaverkenningen.
Interessant is de blik achter de schermen van de verschillende Aardrijkskundige Genootschappen in Brussel, Antwerpen en het buitenland, die hun bestaansreden ontleenden aan de verkenningsdrang van de tijd. Ook verrassend is De Gerlaches band met het Belgische kunstmilieu en hoe hij zich voor hen inspande tijdens de Eerste Wereldoorlog. En hoe De Gerlache na de oorlog, in 1919, toen Polen door Sovjettroepen binnengevallen werd, in het geheim zowaar wapens naar Polen liet smokkelen. Hoewel hij zich in de vroege twintigste eeuw miskend voelde in eigen land, kreeg hij op latere leeftijd alle erkenning als maritieme autoriteit en werd waarderend gesproken over zijn bescheidenheid en toewijding aan zijn land.
Jozef Verlindens lijvige biografie, 589 pagina’s inclusief uitgebreide illustraties, noten en index, is een krachttoer. Een nagelbijtende hervertelling van het wedervaren van de Belgica in Antarctica is het niet, Verlinden verliest zich evenmin in « petites histoires », wat enkele keren bijkomende vragen oproept, bijvoorbeeld rond de eveneens interessante persoonlijkheden van mede-expeditieleden Georges Lecointe en Henryk Arctowski. Meer nog dan Schelfhout ging Verlinden op speurtocht in tot nu toe nog niet verkende, maar daarom niet minder relevante bronnen: de privé-archieven van de nazaten van de hertog van Orléans en van Frederick Cook, de archieven van Léonie Osterrieth, de Aardrijkskundige Genootschappen, het Koninklijk Paleis van Brussel, en musea en bibliotheken in Noorwegen, Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Verlinden vertelt in overzichtelijke hoofdstukken het verhaal van een indrukwekkende landgenoot, een bezielde maar niet complexloze persoonlijkheid, in een boeiend tijdsvak, het België van de jaren 1890-1934. Dat wat Adrien de Gerlache en zijn team als pioniers van de Antarctische verkenningen konden realiseren, met de weinige middelen die ze hadden, blijft verbluffend en maakt de hedendaagse lezer annex sofareiziger nieuwsgierig naar meer, een vraag waaraan deze biografie graag tegemoet komt.