Een vergeten connectie: nationalisme, katholicisme en historiografie in Quebec en Vlaanderen (1900-1945)
Kasper Swerts, University of Edinburgh
In de lente van 1907 vroeg de Frans-Canadese priester en historicus Lionel Groulx aan zijn vriend Emile Chartier of het een goed idee zou zijn om een semester in Leuven te studeren. Chartier, de latere vicerector van de Université de Montréal, antwoordde Groulx dat hoewel ‘le ciel de Louvain serait des plus désagréables en hiver’, het niveau van de studies er opmerkelijk hoog lag.1 Hoewel Groulx, de belangrijkste Frans-Canadese nationalistische historicus van het interbellum, uiteindelijk de voorkeur zou geven aan een studietrip naar Freiburg – het weer daar is immers net iets beter – is deze anekdote een indicatie van de reële connecties tussen de geschiedschrijving in België en Frans-Canada (Quebec) gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw.2 De Frans-Canadese historicus Pierre Trépanier stelde bijvoorbeeld vast: ‘on ignore combien d’étudiants québécois se sont dirigés vers Louvain. Chose certaine, les influences belges au Québec ne se sont pas taries en 1908.’3 De vraag is nu waarom deze connectie veelal vergeten wordt, en hierop aansluitend, waarom er in de literatuur zo weinig aandacht werd besteed aan de vergelijking tussen de nationalisten in Frans-Canada en Vlaanderen gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw.
De politieke wetenschapper Jan Erk stelde een tiental jaar geleden al vast dat onderzoekers in Quebec zelden een blik werpen op de Vlaamse casus, en eerder de voorkeur geven aan de Schotse of Catalaanse tegenhangers.4 Dit is op zich niet zo verwonderlijk: zowel Schotland als Catalonië zijn traditioneel gezien in het veld van nationalism studies zeer pertinente casestudies, en daarenboven verkiezen Frans-Canadese onderzoekers het Schotse voorbeeld omwille van hun gedeelde geschiedenis in het Britse Rijk.5 In recente jaren is hier echter een verandering in gekomen: zowel het recente proefschrift van Céline Préaux over de anderstalige elite in Montreal en Antwerpen als de werken van Jan Erk of Daniel Beland over de federale structuren in België en Canada tonen aan dat er een gedeelde interesse is voor de twee landen en regio’s.6 Twee opmerkingen moeten hierbij gemaakt worden. Ten eerste bleven door de nadruk van deze literatuur op de socio-politieke aspecten van de twee regio’s, de historische of historiografische gelijkenissen grotendeels onderbelicht. Als gevolg hiervan, ten tweede, behandelde de literatuur voornamelijk de tweede helft van de twintigste eeuw en de recente politieke ontwikkelingen van de twee nationalistische bewegingen.
Dat de eerste helft van de twintigste eeuw in deze vergelijkingen een zeer bescheiden rol speelt, heeft te maken met de traditionele voorstelling van nationalistische historici in het interbellum. Zowel in de Vlaamse als Frans-Canadese historiografie wordt er een negatief beeld geschetst van de historische productie van nationalistische historici tijdens deze periode. In Quebec beschrijven historici de periode van het interbellum als ‘La Grande Noirceur’. Het definiërende kenmerk van deze periode, zo luidt het argument, was de dominantie van de Katholieke Kerk over de samenleving en de politiek, hetgeen leidde tot een verstarde en achterhaalde samenleving die uiteindelijk in de jaren ’60 dankzij een ‘Revolution Tranquille’ zou hervormd worden.7 Het gevolg hiervan was dat de historiografie in een soortgelijk format werd ingedeeld, en het interbellum als onwetenschappelijk beschreven werd: de historicus Fernand Ouellet stelde bijvoorbeeld dat ‘it seems that the revival of the historiography […] really started to bear fruit only in the 1960’s.’8 Ook in Vlaanderen werd de historische productie van nationalistische historici als overwegend onwetenschappelijk beschreven: Jo Tollebeek bijvoorbeeld stelde in zijn toonaangevend werk over de historiografie van de Vlaamse Beweging dat ondanks enkele indicaties van vooruitgang, ‘de verwevenheid van geschiedenis en politiek daarbij echter onmiskenbaar was’, en dat er bijgevolg ‘veel politieke propaganda was.’9
In Quebec is er de laatste twee decennia echter kritiek ontstaan op dit beeld, wat op zijn beurt positieve gevolgen kan hebben voor de karakterisering van de Vlaamse historiografie tijdens het interbellum. Historici zoals Ronald Rudin en Gérard Bouchard beargumenteerden dat de traditionele beschrijving van het interbellum een al te teleologische visie op de ontwikkeling van de Frans-Canadese samenleving inhield, en wezen erop dat de historiografie van de periode niet gevalideerd kan worden door middel van het hedendaags normatieve kader, maar onderzocht moet worden op basis van haar specifieke (katholieke) context.10 Deze verschuiving in de Quebecse historiografie heeft geleid tot meer aandacht voor de reformerende aspecten en filosofie van de Kerk tijdens deze periode. Het werk van Jean-Philippe Warren vormt hiervan het beste voorbeeld.11 In zijn onderzoek naar de ontwikkeling van de sociale wetenschappen in Quebec stelt Warren twee herzieningen voor op basis van de recente historiografische veranderingen. Enerzijds weigert de auteur om ‘faire équivaloir capacité d’institutionnalisation (et, en corollaire, de spécialisation disciplinaire) et progrès scientifique’. Anderzijds, en daarbij aansluitend, wijst hij op het feit dat onderzoekers in de analyse van de wetenschappen rekening moeten houden met ‘l’engagement normatif, moral et philosophique de la sociologie dans la société’.12
In Vlaanderen is er, zij het in mindere mate dan in Quebec, een gelijkaardige oproep geweest tot een herziening van het traditionele beeld van de nationalistische historici in het interbellum. Marnix Beyen bijvoorbeeld wees erop dat ‘het flamingantische discours over het verleden grotendeels werd vormgegeven door gewaardeerde historici, zoals Paul Fredericq, Robert Van Roosbroeck en Hendrik Elias’, en stelde de vraag of het ‘niet interessant [zou] zijn na te gaan hoe in het historiografische werk van deze mensen wetenschap en levensbeschouwing met elkaar werden verzoend’?13 Mijn eigen onderzoek wil hierop een antwoord geven, en neemt daarbij in het bijzonder de opmerkingen van Warren over de ontwikkeling van de sociale wetenschappen in Quebec in acht. Hieruit volgt dat de Vlaams-nationalistische historiografie van het interbellum niet door de lens van de historische instituten wordt geanalyseerd, maar vanuit een geschiedfilosofisch perspectief: hoe keken deze nationalistische historici naar de samenleving, en welke rol speelden geschiedenis en wetenschap in hun visie? In dit opzicht blijkt de vergelijking met Quebec in de eerste decennia van de twintigste eeuw van zeer grote waarde: meerdere Frans-Canadese historici (bijvoorbeeld Joseph-Ernest Laferrière) hebben gestudeerd aan dezelfde instituten waar Vlaams-nationalistische historici (onder meer Hendrik Elias) ook hun opleiding hadden genoten. Deze connectie tussen de twee regio’s, gepaard met de recente ontwikkelingen in de Frans-Canadese historiografie, en de nadruk op de rol van de Katholieke Kerk en filosofie, leidt tot de vraag in welke mate de geschiedfilosofie van Vlaams-nationalistische historici schatplichtig was aan de oudere traditie van de neo-scholastieke filosofie, en in hoeverre deze traditie de historische werken van historici zoals Elias heeft beïnvloed.
Dit essay heeft aangetoond dat de vergelijking tussen Quebec en Vlaanderen in de eerste helft van de twintigste eeuw nog in haar kinderschoenen staat. De recente ontwikkelingen in de Frans-Canadese historiografie, en meer aandacht voor de – tot op heden veelal vergeten - historische connecties tussen de twee regio’s kunnen een interessante impuls geven aan het onderzoek naar de Vlaams-nationalistische historiografie. De casus van Frans Canada kan zo nieuwe perspectieven bieden voor de Belgische en Vlaamse historiografie.
Références
- Huot, Giselle, Lalonde-Rémillard, en Trépanier, Pierre, Lionel Groulx. Correspondance: 1894-1967. II: Un étudiant à l’école de l’Europe: 1906-1909 (Montreal: Fides, 1993), p.199.
- Groulx is veruit de meest bestudeerde historicus in Quebec gedurende de twintigste eeuw. Enkele recente werken zijn Bélanger, Damien-Claude, ‘L’abbé Lionel Groulx et la crise sentinelliste’, in: Mens: revue d’histoire intellectuelle de l’Amérique française, 1 (2000): 7-36; Boily, Frédéric, La pensée nationaliste de Lionel Groulx (Sillery: Le Septentrion, 2003). Alle werken van Groulx zijn ook online te raadplegen op http://www.fondationlionelgroulx.org
- Hout en Trépanier, Lionel Groulx. Correspondance, p.499.
- Erk, Jan, ‘Le Québec entre la Flandere et la Wallonie: Une comparaison des nationalismes sous-étatiques Belges et du nationalisme Québécois’, in: Recherches Sociographiques, 43:3 (2002): p.499.
- Zie bijvoorbeeld Keating, Michael, Nations against the state: the new politics of nationalism in Quebec, Catalonia and Scotland (Basingstoke: Palgrave, 2001). Een uistekend werk over een historische vergelijking tussen Quebec en Schotland in het Britse Rijk is Kennedy, James, Liberal nationalisms: empire, state, and civil society in Scotland and Quebec (Montreal: McGill-Queen’s University Press, 2013).
- Préaux, Céline, Le déclin d’une élite: Francophones d’Anvers - anglophones de Montréal (Brussel: Peter Lang, 2013); Béland, Daniel en Lecours, André, Nationalism and social policy the politics of territorial solidarity (Oxford: Oxford University Press, 2008); Erk, Jan, en Lacovino Rafaelle, ‘The Constitutional Foundations of Multination Federalism: Belgium and Canada’, in: Gagnon, Alain (ed.), in: Multinational federalism problems and prospects (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2012).
- Het meest iconische werk in deze traditie is Godin, Pierre, La fin de la grande noirceur: la révolution tranquille (Montreal: Boréal, 1991). Zie ook Dickinson, John en Young, Brian, A Short History of Quebec (Montreal: McGill-Queen’s University Press, 2008); Linteau, Paul- André et al., Histoire du Québec contemporain: Le Québec depuis 1930 (Montreal: Boréal, 1989).
- Ouellet, Fernand, The Socialization of Quebec Historiography since 1960 (Toronto: ECW Press, 1988): p.5.
- Tollebeek, Jo, ‘Historiografie’, in: De Schrijver, Reginald (red.), Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (Tielt: Lannoo, 1997): p.120.
- Zie Rudin, Ronald, Making History in Twentieth-Century Quebec (Toronto: University of Toronto Press, 1997); Bouchard, Gérard, ‘L’imaginaire de la grande noirceur et de la révolution tranquille: fictions identitaires et jeux de mémoire au Québec’, in: Recherches sociographiques, 46:3 (2005): pp.411-436.
- Zie in het bijzonder Warren, Jean-Philippe, en Meunier, Martin, Sortir de la « Grande noirceur ». L’horizon « personnaliste » de la Révolution tranquille (Sillery: Les Éditions du Septentrion, 2002) en Warren, L’engagement sociologique. La tradition sociologique du Quebec francophone (1886-1955) (Montreal: Boréal, 2003).
- Warren, Jean-Philippe, ‘Sciences sociales et religions chrétiennes au Canada (1890-1960)’, in: Revue d’histoire de l’Amérique française, 57 (2004): p.410.
- Beyen, Marnix, ‘Een Uitdijend Verhaal? De Historiografie van de Vlaamse Beweging (1995-2005)’, in: Wetenschappelijke Tijdingen 64 (2005): p.29.