José Gotovitch is heengegaan… en met hem nemen we afscheid van een van de stichters van de BVNG
Er zijn mensen van wie we denken dat zij eeuwig jong blijven, zo levendig zijn ze, zo snel van begrip, als het ware bezield door een heilig vuur …. En toch ontsnappen we niet aan de trieste realiteit. José Gotovitch verliet ons op 17 februari 2024.
José werd op 12 april 1940 in Brussel geboren en ontkwam met zijn familie aan de deportatie van de Joden. Samen met zijn zusje dook hij onder in de provincie Namen. In 1944 wordt hij herenigd met zijn ouders en hij gaat naar school in Brussel. Door die ervaringen wordt hij gedreven door een jeugdig enthousiasme voor ‘het grote licht uit het Oosten’, en hij wacht niet tot hij op de universiteitsbanken zit om onder het pseudoniem Michel Rivière zijn eerste boekbesprekingen in de Drapeau Rouge te publiceren.
Tijdens zijn studie geschiedenis aan de Université Libre de Bruxelles sluit hij zich aan bij de communistische studentenbeweging en hij wordt lid van de partij. Zijn licentiaatsverhandeling over de gecensureerde pers tijdens de Eerste Wereldoorlog was voor die tijd zeer vernieuwend: hij ontdekte de pers als bron, maar ook de censuur en vooral de Duitse archieven. Na zijn universitaire studies, in 1961, was hij medeoprichter en nationaal secretaris van de Union Nationale des Étudiants Communistes (Nationale Unie van Communistische Studenten), waar hij de partijarchieven ordende en persoonlijke dossiers ontdekte met betrekking tot de periode 1940-1945.
Van 1962 tot 1963 gaf hij les aan het Atheneum van Etterbeek en vervulde vervolgens zijn militaire dienstplicht. Dan verschijnt een eerste artikel over ‘La Légation d’Allemagne et le mouvement flamand entre 1867 et 1914‘, dat wordt gepubliceerd in het Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis. Hij wist het nog niet, maar het was slechts het eerste van een zeer lange reeks…
In 1964 trad hij op 24-jarige leeftijd in dienst bij het ‘Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de twee Wereldoorlogen’. Samen met twee jonge collega’s maakte hij een inventaris van de sluikpers van 1940 tot 1944 en publiceerde hij uittreksels uit rapporten van de SIPO-SD die hij had vertaald. Hij schreef ook een baanbrekend artikel over de geschiedenis van de deportaties.
Maar het was ongetwijfeld zijn boek ‘L’an 40. La Belgique occupée’, dat hij in 1971 samen met Jules Gérard-Libois bij het CRISP uitbracht, dat hem bekend maakte bij het grote publiek en dat zijn reputatie vestigde in kringen van historici. De eerste oplage was in enkele dagen uitverkocht. Met 25.000 verkochte exemplaren is het de onbetwiste bestseller van de Belgische geschiedschrijving. De reputatie van het boek en zijn auteurs verspreidde zich ook buiten België. Hij werd uitgenodigd voor talrijke televisieprogramma’s, hoewel dit toen voor hem niets nieuws was. Hij had namelijk als historisch adviseur meegewerkt aan de RTBF-documentairereeks ‘1914-1918. Le Journal de la Grande Guerre‘ en de serie ‘Télémémoires’. Hij zal blijven deelnemen aan talrijke televisiedebatten en aan de bekende RTBF-serie ‘Jours de Guerre‘.
Weinigen van de jonge generatie weten het nog, maar José Gotovitch stond ook mee aan de wieg van de BVNG. In 1972 ontmoeten enkele jonge historici elkaar en stellen vast dat veel jonge vorsers geïsoleerd zitten op het eigen eilandje van hun universiteit of taalgebied. Daarom beleggen ze een verkennende vergadering om de persoonlijke contacten en informatie-uitwisseling tussen de seminaries, navorsingscentra en navorsers in de hedendaagse geschiedenis te bevorderen. Een zeventigtal mensen nemen daaraan deel. Het eerste concrete doel: een overzicht opstellen van het lopende onderzoek over de nieuwste geschiedenis in België. Dat verschijnt in 1973. Ook in 1973 krijgt het plan om een vereniging op te richten concreet vorm. Eind 1975 worden de eerste statuten van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis goedgekeurd. Een jaar later wordt het eerste bestuur verkozen. In 1978 verschijnt het eerste ‘Mededelingenblad’, dat later het tijdschrift ‘Contemporanea’ zal worden.
Van 1967 tot 1988 was hij assistent aan de Université Libre de Bruxelles. Van 1973 tot 1977 doceerde hij ook aan het Institut Supérieur des Arts du Spectacle.
Ondertussen werd het ‘Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de twee Wereldoorlogen’ in 1967 omgevormd tot het ‘Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog’ (de voorloper van het CegeSoma) en werd het team uitgebreid. Hij werkte mee aan de uitbouw van de gloednieuwe instelling. Hij nam een groot aantal interviews af: het Centrum speelde immers een pioniersrol inzake mondelinge geschiedenis. Hij droeg ook bij tot het verzamelen van talrijke archieven die hij inventariseerde en zo kon een uitzonderlijke collectie privéarchieven worden opgebouwd. Officiële archieven bleven immers weinig toegankelijk. Daarom voedde hij zijn onderzoek en publicaties vaak met alternatieve collecties van particulieren
Geleidelijk aan kreeg het instituut meer vorm en werd de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog uitgebreid. José Gotovitch leverde hieraan een belangrijke bijdrage. In 1988 verdedigde hij zijn doctoraatsthesis over het communistisch verzet en het Onafhankelijkheidsfront, onder leiding van Jean Stengers, die hij opvolgde als docent hedendaagse geschiedenis en vervolgens ook van de cursus “Enjeux et débat” aan de ULB. Zijn thesis werd in 1992 gepubliceerd onder de titel ‘Du rouge au tricolore : Les communistes belges de 1939 à 1944. Un aspect de l’histoire de la Résistance en Belgique‘.
In 1989 komt hij aan het hoofd van het Centrum, en op eclectische wijze legt hij talrijke contacten binnen de academische wereld. Hij knoopt tevens banden aan met zijn Franse collega’s van het Institut d’Histoire du Temps Présent. Hij nam actief deel aan de reeks symposia die zij organiseerden onder de algemene titel ‘La Résistance et les Français’. Een daarvan, ‘Het verzet en de Noord-Europeanen’, vond trouwens in Brussel plaats. Binnen de instelling stelde zijn talent als onderhandelaar hem in staat verschillende projecten tot een goed einde te brengen, dankzij zijn realiteitszin, gematigdheid en een oprecht respect voor zijn intellectuele partners. Onder zijn leiding kwam het Centrum tot volle bloei. In 1997 werd het tijdskader uitgebreid en werden de structuren aangepast.
De uitstraling van José Gotovitch ging tot ver buiten het SOMA. Generaties studenten herinneren zich zijn plezier in het lesgeven, en niet alleen aan de ULB. In 1990 was hij gastprofessor aan Parijs X Nanterre. Hij bekleedde ook de prestigieuze Francqui-leerstoel aan de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix in Namen (1994-1995), en laat ons ook niet al zijn andere inzet vergeten, zoals bestuurder bij het Crisp, wetenschappelijk directeur van het Centre des Archives du Communisme en Belgique, en oprichter van het Centre d’Histoire et de Sociologie des Gauches binnen het Institut de Sociologie van de ULB.Hij liet ook een immense bibliografie na, van zijn eerste artikel in 1967 over ‘La Légation d’Allemagne et le mouvement flamand’ tot zijn laatste werk, gepubliceerd in 2023 en gewijd aan de Communistische Jeugd en Studenten in België. Daarnaast publiceerde hij een groot aantal werken die de Belgische geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog hebben verrijkt, waaronder over de houding van links tijdens de bezetting, de Belgische regering in Londen, de ondergrondse pers, de Koningskwestie, België en de Spaanse burgeroorlog, of de vele biografieën die hij aan arbeidersactivisten heeft gewijd.
Hij is de auteur van talloze wetenschappelijke artikelen en van publicaties voor een breder publiek, want hij vond het erg belangrijk dat de resultaten van zijn onderzoek werden doorgegeven, zoals blijkt uit zijn talloze optredens in de media en uit de ‘Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale’ die hij in 2008 samen met Paul Aron schreef.
Maar naast onze dankbaarheid voor het feit dat we het pad hebben kunnen kruisen en delen van een briljant onderzoeker, een uitmuntend spreker, een gerenommeerd schrijver en een voortreffelijke pedagoog, willen we tot slot nog meer dankbaarheid uitspreken voor de man met wie we hebben kunnen samenwerken.
Een man met een sprankelende blik, warm en soms wat ondeugend. Innemend, nederig, nieuwsgierig naar alles en met een sterk karakter. Een man die zijn passie kon overbrengen en positieve impulsen kon geven aan zijn collega’s door ze te waarderen en hen vertrouwen te schenken … een onschatbaar geschenk voor velen van ons.
Voor wie meer wil weten is er een interessant artikel verschenen van Pieter Lagrou en Martin Conway in het BTNG 2019, nr. 2-3, ‘José Gotovitch, 5O ans au coeur et aux marges de l’historiographie de la Belgique contemporaine’. Deze hommage is deels op dit artikel gebaseerd. .
Contacteer ons
Dat kan via onderstaande link