×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Omtrent 1985 : Historische waarheidsvinding en maatschappelijke genoegdoening

Widukind De Ridder, CegeSoma

Tot maart 2024 is 1985 nog te streamen via VRT MAX en RTBF Auvio. Toen de reeks in het voorjaar van 2023 werd uitgezonden wist ze wekelijks meer dan één miljoen kijkers te boeien. Intussen is er in de pers ook al heel wat aandacht gegaan naar de meest uiteenlopende aspecten van de serie. De vraag naar de historische accuraatheid werd door de makers eigenlijk al van bij aanvang in haar ijdelheid terug gestoten. Nog voor het begin van elke openingsscène verschijnt volgende disclaimer uitgebreid in beeld: “1985 is geen documentaire maar een fictiereeks, gebaseerd op waargebeurde feiten […] De reeks wil een tijdsbeeld schetsen en een inzicht geven in de turbulente jaren tachtig maar beweert niet alles volledig waarheidsgetrouw weer te geven.” Het is geen serie over de Bende, maar er worden wel verhaalelementen aan het dossier ontleend.
De achtdelige reeks werd geproduceerd door Eén (VRT) en La Une (RTBF). Nooit eerder werkten de twee openbare omroepen van ons land samen aan een dergelijk fictieproject voor volwassenen. De cast is overigens eveneens afkomstig uit zowel Brussel, Vlaanderen als Wallonië.
De afleveringen volgen drie vrienden die hun geboortedorp verlaten en in het Brussel van de jaren tachtig als het ware hun onschuld verliezen. Scenarist Willem Wallyn heeft het met zoveel woorden over een coming-of-age-verhaal. Marc, Franky en zijn zus Vicky belanden aan weerszijden van de Generaal Jacqueslaan in Etterbeek. Marc en Franky treden als jonge rekruten binnen in de Rijkswachtkazerne en Vicky gaat aan de overkant rechten studeren aan de Vrije Universiteit Brussel. Met relatief beperkte middelen zijn de makers er in geslaagd om de grimmige sfeer van het Brussel van de jaren tachtig geloofwaardig in beeld te brengen. Acht afleveringen van telkens ongeveer 50 minuten zijn allicht onvoldoende om de personages in al hun complexiteit en dubbelzinnigheid neer te zetten. Toch komt de serie in zijn geheel meer dan bevredigend over. Eén van de meest intrigerende personages is bijvoorbeeld anti-held Guy Goffinard die meesterlijk wordt vertolkt door Tom Vermeir. Goffinard verwijst naar adjudant Guy Goffinon van de Brusselse BOB, de recherche van de toenmalige Rijkswacht. In Het complot van de stilte: Hoe de zaak François leidde tot de Bende van Nijvel laat Hilde Geens uitschijnen dat Goffinon door de ex-rijkswachters Bouhouche en Beijer werd gechanteerd. Het zou kunnen verklaren waarom de wapens van de Bende van Nijvel tijdig uit een garagebox op de Louizalaan werden weggehaald.

Het personage van Guy Goffinard verwijst naar adjudant Guy Goffinon van de Brusselse BOB, de recherche van de toenmalige Rijkswacht. © VRT / Eyeworks

Het is slechts één verhaalelement dat verraadt hoe grondig Willem Wallyn het Bende-dossier heeft onderzocht. Als jurist was hij actief betrokken bij de voorbereiding van de eerste Bendecommissie (1990) en voorts heeft hij als scenarist uitgebreid geput uit het verslag van de tweede parlementaire onderzoekscommissie (1996-1997).
Een ander element zijn de verwijzingen naar Westland New Post en extreemrechts. Die worden in de reeks naadloos in verband gebracht met de zogenaamde ‘strategie van de spanning’. In die context blijven ook de terreuraanslagen van de CCC (Cellules Communistes Combattantes) niet onvermeld. Amada/PVDA advocaat Jos Van der Velpen, liet in De CCC: De staat en het terrorisme (1986) al doorschemeren dat de CCC en de Bende met elkaar haasje-over speelden in 1984-1985.
De these omtrent de ‘strategie van de spanning’ stelt dat de aanslagen gepleegd werden om het land te destabiliseren en meer middelen te laten vrijmaken voor politie en gerecht. Het is een these die onwillekeurig doet denken aan het boek De moord op Lahaut van Rudi Van Doorslaer en Etienne verhoeyen uit… 1985. Daarin werd aangevoerd dat de moord op de emblematische communist, in augustus 1950, het maatschappelijk bestel op zijn grondvesten moest doen daveren. In dit klimaat van terreur kon dan een regime met verregaande uitvoerende bevoegdheden in het zadel worden geholpen.
Wie daartoe dan wel de opdracht zou hebben gegeven, bleef echter in donkere nevelen gehuld. Zoals bekend leidde een senaatsresolutie uit 2008 uiteindelijk tot een onderzoeksopdracht aangaande de moord die tussen 2011-2015 aan het Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (CEGESOMA) werd toevertrouwd. Het project stond onder leiding van Emmanuel Gerard (KUL) en werd verder ook uitgevoerd door Françoise Muller en mezelf.
Het ging niet om een parlementaire onderzoekscommissie die haar werkzaamheden als het ware uitbesteedt aan een aantal wetenschappelijke experts (zoals bijvoorbeeld bij de Lumumbacommissie het geval was). Een dergelijke onderzoekscommissie heeft namelijk de bevoegdheden van een onderzoeksrechter en kan dus getuigen onder ede ondervragen, huiszoekingen verrichten en goederen in beslag laten nemen.
Middels de zogenaamde ‘veiligheidsmachtiging’ van Emmanuel Gerard, hadden de onderzoekers onder bepaalde voorwaarden toegang tot de archieven van de Veiligheid van de Staat (VSSE) en de Militaire Veiligheid. De belangrijkste archieven waren echter voor iedereen vrij toegankelijk (zoals bijvoorbeeld de papieren De Vleeschauwer en het archief Union Minière). Gegevens daaruit gaven indirect inzicht in wat destijds verkeerd liep in het strafonderzoek naar de moord op Lahaut. Het gerechtelijk dossier was dus allerminst de voornaamste historische bron binnen het onderzoek. De onderzoekers maakten trouwens gebruik van een kopie zoals die in 1972 in opdracht van de burgerlijke partij (de weduwe Lahaut) werd gemaakt. Het origineel dat berustte bij het Parket in Luik bleek intussen verloren te zijn gegaan.
Het dossier beslaat 11.000 pagina’s die aanvatten met de eerste vaststellingen van 18 augustus op de plaats delict in Seraing. De onderzoeksdaden van de onderzoeksrechter vertrekken vanuit deze materiële aanwijzingen en worden gaandeweg aangevuld met bijvoorbeeld nota’s van andere diensten. De laatste onderzoeksdaden werden in 1964 gesteld. De gevolgde procedures lieten eigenlijk nauwelijks ruimte voor contextualisering. Zo blijkt nergens uit het dossier dat het om een politieke moord zou kunnen gaan. Dit hoeft natuurlijk allerminst te verbazen. Een gerechtelijk onderzoek is er nu eenmaal op gericht om mogelijke verdachten onder aanhoudingsmandaat te plaatsen en eventueel voor de rechter te dagen. Materiële bewijzen worden verzameld om verdachten tot bekentenissen te laten overgaan of om beoordeeld te worden voor het hof van assisen.
Journalisten en historici zijn uiteraard niet aan dergelijke grenzen gebonden. Zij kunnen vanuit de ruimere historische context vertrekken en daarin eventueel een aantal elementen uit het gerechtelijk onderzoek integreren. Die kunnen vervolgens aangevuld worden met interviews allerhande. Toch ging het historisch onderzoek naar de moord op Lahaut opvallend genoeg omgekeerd te werk. Het begon in 1985 na een reeks mondelinge verklaringen van André Moyen aan het adres van Etienne Verhoeyen. Onder meer François Goossens uit Halle werd als één van de daders genoemd. Diezelfde naam werd vervolgens door Van Doorslaer en Verhoeyen terugvonden in de kopie van het gerechtelijk dossier zoals ze die konden inkijken op de Stalingradlaan in Brussel. De zogenaamde ‘strategie van de spanning’ vormde volgens hen het verklaringsmodel par excellence waarmee zowel de moord als de zogenaamde ‘bescherming van hogerhand’ historisch kon worden geduid. Nadat de zogenaamde Lumumbacommissie haar werkzaamheden in 2002 had beëindigd, vroeg toenmalig senator Vincent Van Quickenborne om een parlementaire onderzoekscommissie naar de moord op Lahaut. Hij verwees daarbij opnieuw expliciet naar de naam van François Goossens in het gerechtelijk dossier. De onderzoekscommissie moest in zijn ogen zelfs niets minder dan “de opdrachtgevers” zien te achterhalen (De Standaard, 23 december 2002). Een juridische kwalificatie werd op die manier losgelaten op gegevens die eigenlijk met de nodige omzichtigheid moeten worden behandeld.
Die omzichtigheid liet men in 2007 al helemaal varen toen de hoogbejaarde Eugène Devillé de moord opeiste in het Canvasprogramma Keerpunt.
François Goossens maakte weliswaar deel uit van het moordcommando, maar naar eigen zeggen was het Devillé zélf die de fatale schoten had gelost. In de ogen van velen bevestigde dit op zijn minst de betrokkenheid van François Goosens bij de moord. Ook ‘de strategie van de spanning’ werd daarmee van onder het stof gehaald. In het verlengde van deze hernieuwde maatschappelijke belangstelling werd één jaar later de bewuste senaatsresolutie gestemd. De finaliteit van het onderzoek was onder meer: “De opheldering van de vermoedens dat er naast deze « uitvoerders » ook sprake is van opdrachtgevers en beschermers.” (Parlementair document nr. 5-1706/1)
Kortom, het was aan drie historici om maatschappelijke genoegdoening te brengen. Het zou ons te ver leiden om uiteen te zetten hoe de onderzoekers zich geleidelijk aan dit haast juridische keurslijf ontworstelden. Zo zijn er geen materiële bewijzen die een sluitend verband leggen tussen de moord op Lahaut en zij die tot vandaag als de mogelijke daders gelden. Welke rol speelde André Moyen binnen dit alles? Zijn private inlichtingendienst wist van het naoorlogse anticommunisme een uiterst lucratief verdienmodel te maken, maar volstaat zoiets om hem tot “opdrachtgever” te bombarderen? In het bewuste maandrapport van augustus 1950 brengt hij zijn Netwerk op omfloerste wijze in verband met de moord, maar dat maakt het nog geen schuldbekentenis.
Toch blokletterde De Standaard op 12 mei 2015: “Historici lossen politieke cold case op”. In werkelijkheid is nog steeds niet duidelijk wie op 18 augustus 1950 de trekker overhaalde. Een vraag die vandaag ook geen enkel juridisch belang meer heeft. Ook de vraag naar het bestaan van eventuele “opdrachtgevers en beschermers” werd door de onderzoekers ondergeschikt gemaakt aan wat in wezen een historische studie naar de Koude Oorlog in België is.
Een geschiedenis met wortels in het vooroorlogse anticommunisme en het rechtse Verzet. In de context van de Koude Oorlog kon zich geleidelijk een collusionele dynamiek op gang trekken tussen het Netwerk van Moyen en leden van de officiële politiediensten. De leden van het moordcommando bedienden zich uiteindelijk van een modus operandi waarmee in volle bezettingstijd collaborateurs werden geliquideerd. In hun ogen was de moord niets minder dan een daad van patriottisme. Kortom, de collusionele dynamiek verklaart allicht meer dan de juridische vraag naar “opdrachtgevers en beschermers” ooit zou doen. Historisch onderzoek plaatst de moord binnen een ruimer tijd-ruimtelijk verband en probeert zo een vorm van maatschappelijke genoegdoening te brengen. Vanuit de archieven wordt daartoe de vraag gesteld naar hedendaagse vormen van collusie tussen private netwerken en officiële diensten.
In de media werd dan ook meteen een verband gelegd tussen de jaren vijftig en de Belgische anni di piombo. Daartoe werden contextuele argumenten aangevoerd.
Zoals het naoorlogse anticommunisme een voorgeschiedenis heeft, is het in het Bende dossier “niet uitgesloten dat er lijnen vertrekken bij oudere extreemrechtse netwerken.” (De Standaard, 27 oktober 2017)
In 2015 was al gebleken dat er binnen de cel Bende van Nijvel in Charleroi interesse bestond voor een dergelijke historische benadering. De discussie omtrent de eventuele wenselijkheid ervan, staat voor alle duidelijkheid los van mogelijke verjaringstermijnen. In 2015 werd de verjaringstermijn van het Bendedossier trouwens al met tien jaar verlengd. Inmiddels keurde de ministerraad een wetsontwerp goed over de hervorming van het strafprocesrecht. Minister van justitie Van Quickenborne voorzag daarin ook dat de verjaringstermijn voor moord en roofmoord, in uitzonderlijke gevallen, wordt geschrapt. Eens doorgevoerd zal de nieuwe regeling van toepassing kunnen zijn op terrorismedossiers én het Bende dossier. In een persbericht klonk het als volgt: “Deze feiten hebben zo een grote impact op de samenleving dat verjaring vanuit maatschappelijk oogpunt niet is te verantwoorden. […] Er moet blijvend gerechtigheid kunnen geschieden. Steeds betere onderzoekstechnieken kunnen in onopgeloste moorddossiers na decennia ook nog tot een doorbraak leiden.”
Paul Ponsaers, emeritus hoogleraar criminologie (UGent), is een andere mening toegedaan. Hij is de auteur van Loden jaren: De Bende van Nijvel gekaderd en betwijfelt openlijk of het dossier ooit nog een gerechtelijke oplossing krijgt. Hij spiegelt zich liever aan het historisch onderzoek naar de moord op Lahaut en vindt het hoog tijd dat het gerechtelijk onderzoek naar de Bende wordt afgesloten.

Paul Ponsaers betwijfelt openlijk of het dossier ooit nog een gerechtelijke oplossing krijgt. © Gompel & Svacina

Het is al te verleidelijk om parallellen te trekken tussen beide dossiers. Het afsluiten van het onderzoek zou misschien getuigen van een zeker cynisme naar de slachtoffers en nabestaanden toe. Eender welke vorm van maatschappelijke genoegdoening zou daardoor al bij voorbaat gehypothekeerd worden. Historici zullen onvermijdelijk met antwoorden komen aanzetten op vragen die de nabestaanden slechts zijdelings interesseren. Wat voor hen primeert is een antwoord op de schuldvraag en historisch onderzoek leent zich niet tot dergelijke vormen van waarheidsvinding.
Het onderzoek naar de moord op Lahaut heeft bovendien geleerd dat een contextualiserende benadering hoe dan ook vertrekt vanuit als feiten verpakte mondelinge verklaringen of aanwijzingen. Dergelijke verklaringen werden in het Bende dossier vooralsnog niet afgelegd. Kunnen we daarnaast voetstoots aannemen dat ‘politieke motieven’ een rol hebben gespeeld in het dossier? We zagen al dat dergelijke contextuele informatie zelden voorkomt in een strafdossier. De informatie die men uit andere bronnen put, kan wel een zekere coherentie vertonen en elkaar onderling versterken. Toch volstond dit binnen het Lahaut-onderzoek niet om het bestaan van een collusionele dynamiek te kunnen aantonen. Die argumentatie steunde in belangrijke mate op een confrontatie van dergelijk materiaal met een minutieuze ontleding van het concrete verloop van het gerechtelijk onderzoek.
Wat het gerechtelijk dossier van de Bende betreft, stellen zich al meteen een heel aantal praktische problemen. Het dossier telt intussen niet minder dan 3 miljoen bladzijden en is bovendien, volgens Hilde Neefs en Paul Ponsaers, allerminst volledig.
In het Lahaut-onderzoek hebben reportages en documentaires een belangrijke rol gespeeld in het aanwakkeren van de publieke belangstelling voor de moord. Het is twijfelachtig dat een fictiereeks als 1985 hetzelfde kan doen voor de Bende van Nijvel. Misschien is het aan historici om zich de komende jaren te buigen over de ‘lange jaren tachtig’. Het gerechtelijk onderzoek hoeft daarvoor niet te worden afgesloten, integendeel.

- Widukind De Ridder, CegeSoma

Webreferenties

  1. te streamen via VRT MAX: https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/1985/1/1985-s1a1/
  2. RTBF Auvio: https://auvio.rtbf.be/emission/1985-24137?gclid=Cj0KCQjw06-oBhC6ARIsAGuzdw0_kNgL363HHZaQiDe46WKQ4vM9tsZvjvqY2CQiByMDX3IreBMTfmEaAhl_EALw_wcB