“Als je voor mensen een monument opricht, vertel dan ook het historische verhaal. Zo zijn ze meer dan enkel een symbool.”
Interview met doctoraatsstudente Michèle Corthals over de geschiedenis en herdenking van het (vrouwelijk) verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.
door Elias Degruyter, Contemporeanea / Universiteit Gent
Michèle Corthals (Universiteit Antwerpen) werkt als historica aan een doctoraat over de geschiedenis van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, en meer bepaald de rol van vrouwen daarin. Samen met haar collega Babette Weyns van Universiteit Gent publiceerde ze in april 2023 een stuk in Knack, waarin ze samen waarschuwden om van het verzet geen verhaal van helden te maken. Maar welke verhalen moeten historici dan wel vertellen? En waarom was het verzet niet zomaar een strijd tegen extreemrechts?
“Ik denk dat er nog heel wat ruimte is voor onderzoek. Dat is wat ik mis in recente oproepen voor meer aandacht voor het verzet: het is zelden een oproep tot meer wetenschappelijk onderzoek of ontsluiting van archieven over de Tweede Wereldoorlog of van verzetsarchieven in het bijzonder. Het gaat vaker over grote symbolische acties, zonder een echt duidelijke visie over die verzetsherinnering en waartoe die moet dienen. Wat is het verhaal over het verzet dat we willen vertellen? De recente oproepen om 8 mei tot een feestdag te maken of om een verzetsmuseum op te richten, vind ik eerder verwarrend.
In welke zin verwarrend?
Er wordt opgeroepen om van 8 mei, in 1945 het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa, een feestdag te maken. En in die oproep wordt de geschiedenis van het verzet erbij gehaald. Maar er wordt niet duidelijk gemaakt wat 8 mei met verzetsgeschiedenis te maken heeft. België was al grotendeels bevrijd in september 1944, en het verzet was tegen mei 1945 al gedemobiliseerd. Stellen dat 8 mei symbool staat voor de overwinning van de vrijheid op het fascisme is ook niet helemaal correct. Het verzet heeft Europa niet bevrijd, en het heeft België niet bevrijd. België heeft op 8 mei ook niet gekozen voor democratie boven totalitarisme. Als ik de koloniale geschiedenis erbij mag halen: voor de mensen in de kolonies van bevrijde landen zoals België, Nederland en Frankrijk betekende 8 mei geen democratie of het recht op vrijheid en zelfbeschikking. Het is dus een enge interpretatie om van 8 mei een feestdag van de overwinning van de vrijheid te maken. Zelfs binnen België betekende 8 mei geen keuze voor een universele democratie, aangezien bij de eerste naoorlogse parlementsverkiezingen in 1946 vrouwen nog geen algemeen stemrecht hadden. De boodschap is dus simplistisch en gaat voorbij aan heel veel realiteiten. Ik vind dat je 8 mei gerust mag vieren, dat kan een feestdag zijn die de overwinning van de geallieerden op Nazi-Duitsland herinnert. Maar meer kan dat eigenlijk niet zijn. 8 mei was ook niet voor iedereen het einde van de Tweede Wereldoorlog, met de atoombom op Hiroshima in augustus 1945. 8 mei is dus een symbool, maar als je de geschiedenis van het verzet daarbij betrekt, vind ik dat verwarrend: wat wil je daarmee vertellen?
Bovendien streden niet alle groepen die zich engageerden in het verzet voor de vrijheid zoals we die vandaag begrijpen, en zoals de 8-mei-coalitie (een initiatief van organisaties en personen uit het middenveld en de culturele en academische sector om van 8 mei een officiële feestdag te maken in België, nvdr) dat concept definieert. Ik heb heel veel sympathie voor de boodschap van de 8-mei-coalitie en de boodschap van de verenigingen die in die coalitie verzameld zijn, maar hun boodschap werd niet door alle groepen in het verzet gedeeld. De vrijheid die we vandaag kennen in Europa en België kan je niet helemaal gelijkstellen met datgene waarvoor zelfs het antifascistische, communistische verzet streed. Zeker aan het begin van de bezetting verheerlijkte het communistische verzet de Sovjet-Unie en de strijd voor een proletarische revolutie. Men wilde de Belgische samenleving omverwerpen en radicaal herstructureren. Ik denk niet dat de 8 mei-coalitie daarnaar streeft.
Die radicale visie was deel van het communistische verzet?
Van een groot deel van het communistische verzet, zeker in 1940 en 1941, ja. Maar de ideologische boodschap werd na 1941 minder belangrijk, ten voordele van een patriottische boodschap. Al van in 1942 hebben ook communistische groepen zich geschaard achter de bevrijding van België en een herstel van België zoals het was voor de oorlog, mits bepaalde sociale correcties. Al werd dat niet zo expliciet uitgesproken. In 1940 en 1941 is de boodschap daarentegen nog een heel sterk dat de Belgische regering mee schuld heeft aan de oorlog, en dat het een imperialistische oorlog is. Ook in de verzetspers van de Belgische Nationale Beweging (BNB), La Voix des Belges, vind je een pleidooi voor de inperking van de parlementaire democratie en het inperken van het stemrecht. Er is ook de Nationale Koningsgezinde Beweging (NKB) die ijvert voor een autoritaire staat met Leopold III aan het hoofd. Die vaak extremistische boodschappen verzwakken wel naarmate de bezetting vordert. Verzetsgroepen gaan samenwerken. We zien in Antwerpen leden van de autoritair-geïnspireerde NKB verzetsbladen van het communistisch-geïnspireerde Onafhankelijkheidsfront verspreiden. De NKB ontstond in Aarschot uit ex-leden van Rex, die niet akkoord gingen met de collaboratie van hun beweging met de bezetter. In zo’n beweging is het anti-Duitse, patriottische, royalistische element dus veel sterker dan het democratische element. Daarnaast heb je ook vanuit Vlaamsgezinde, katholieke milieus verzetsinitiatieven. De grootste Vlaamse verzetskrant die heel de bezetting door bestond en vanuit Halle werd uitgegeven, De Vrijschutter, was uitgesproken Vlaamsgezind binnen de Belgische context, en zag geen belang in samenwerking met de Duitsers. Tegen welke aspecten van de bezetting men in verzet kwam, kon dus sterk verschillen van groep tot groep.
Dit diverse verhaal vind ik veel interessanter dan het heel homogene verhaal van de heldenverering dat nu naar voren geschoven wordt. Daarom zie ik als feestdag of herdenkingsmoment veel meer waarde in een specifieke herdenking, bijvoorbeeld van één spectaculaire verzetsactie zoals de overval op het twintigste transport vanuit de Dossinkazerne op 19 april 1943 (actie waardoor 231 joodse mensen konden ontsnappen uit een trein naar Auschwitz, nvdr), of het uitbrengen van Le faux Soir in november1943, een valse editie van Le Soir door het Onafhankelijkheidsfront. ‘La Grande Coupure’ is ook zo’n actie, in januari 1944, waarbij leden van Groep G een grote sabotage hebben gedaan van hoogspanningslijnen in het Waalse industriële bekken en in een aantal Vlaamse steden, waardoor de oorlogsindustrie gedwarsboomd werd. Zoals Marnix Beyen in 2020 reeds opmerkte, kun je aan de actie bij het twintigste transport uit de Dossinkazerne verschillende verzetsverhalen ophangen. Dan gaat het over de geschiedenis van de Holocaust in België, het verzet daartegen, mensen die dankzij deze actie zijn kunnen ontsnappen aan de deportatie en ook de Duitse repressie tegen het verzet. Dit is een concreter en waardevoller verhaal dan het verzet te gebruiken als symbool in een hedendaagse strijd tegen extreemrechts.
Kunnen enkel indrukwekkende acties het ‘doen’ in de collectieve herinnering?
De gebeurtenissen die ik opsomde zijn gebeurtenissen waarnaar al onderzoek gedaan is, en waarover je dus wel verhalen kan vertellen. Maar er zijn nog evenveel spectaculaire acties waar nog geen onderzoek naar gedaan is. Wanneer men dan ijvert voor een verzetsmuseum, denk ik niet dat we daarvoor al ver genoeg staan. Ik denk dat er eerst nog heel veel onderzoek nodig is. Er zit bijvoorbeeld nog heel veel archief verspreid bij privéverzamelaars. Plots moet alles heel groot, heel symbolisch en zo snel mogelijk. Er wordt met betrekking tot verzetsgeschiedenis zeer dramatische taal gebruikt, alsof er een historisch onrecht rechtgezet moet worden en er nog taboes doorbroken moeten worden. Maar behalve bij historici hoor ik nergens een roep voor meer onderzoek en meer begrip.
De dominante culturele verbeelding van de Tweede Wereldoorlog is die van een strijd van goed versus kwaad, van vrijheid versus fascisme. Sommige herdenkingsinitiatieven hanteren datzelfde discours. Het is niet eenvoudig om daar als historicus tegenin te gaan.
Ja, klopt. Terwijl ik doctoraatsstudente ben, nog heel veel werk heb, en eigenlijk liefst gewoon vier jaar hier aan mijn onderzoek zou werken (lacht). En als mijn doctoraat er is wil ik daar heel graag overal zo veel mogelijk over spreken. Maar je voelt wel de druk om op elke vraag voor een lezing of een interview in te gaan. Je denkt: als ik daar niet op inga, welk verhaal zal er dan wel verteld worden? Terwijl je daar misschien liever nog even mee wacht. Ik vind het ook niet erg dat niet iedereen zich voor die nuances interesseert. Als historicus moet je dat complexe verhaal blijven vertellen. Als anderen een heel simplistisch verhaal willen vertellen, kun je dat niet tegenhouden.
Uw onderzoek focust op vrouwen. In uw titel hebt u het over “vertogen en praktijken van vrouwelijk verzet”. Wat is uw probleemstelling?
Via mijn onderzoek is het de bedoeling om gender in de verzetsgeschiedenis binnen te brengen. Dat betekent dat ik ervan uitga dat de rol van mannen en vrouwen in de samenleving, de ideeën die daarover bestaan en de verwachtingen die daarmee gepaard gingen, een invloed hadden op de rol die vrouwen innamen in verzetsbewegingen. Zoals gender op elk niveau van de maatschappij beïnvloedt hoe mensen zich gedragen en welke initiatieven ze al dan niet nemen. De vraag die vaak gesteld wordt als het gaat over vrouwen in het verzet is: zorgde hun deelname aan het verzet voor emancipatie? Maar men vraagt zich niet af wat hun rol eigenlijk was. Om een emanciperend effect te hebben verwacht je dat emancipatie een motivatie was. Alsof alle vrouwen die actief waren in het verzet feministen waren of dat het voor hen een emancipatiestrijd was. Hoe dachten – wat schreven of zeiden – mensen over de rol van vrouwen in het verzet tijdens de oorlog? Dan kom je heel snel bij verzetspers terecht. Wat schreven die verschillende verzetsgroepen zelf over de rol van vrouwen? Hoe werden vrouwen gemobiliseerd voor het verzet? Wat werd er van hen verwacht? Op basis van welke motivatie wilde men hen mobiliseren? Welke activiteiten werden er gepresenteerd aan vrouwen?
Wat hebt u al vastgesteld?
Een eerste conclusie was dat enkel de communistische verzetspers vrouwen expliciet mobiliseerde. In de verzetspers van andere bewegingen werden vrouwen niet expliciet aangesproken en opgeroepen tot bepaalde acties. Vrouwen werden in alle verzetspers vooral getoond als slachtoffers van de bezetting. Maar in de communistische verzetspers kwam daar ook een beeld van vrouwen als strijders bij. Er werd verwezen naar rolmodellen zoals Louise Michel van de Parijse commune, maar ook vrouwelijke strijdsters van de Spaanse burgeroorlog. In die pers werden vrouwen vooral opgeroepen om te betogen tegen de slechte levensomstandigheden onder de Duitse bezetting. Die oproep refereerde aan een heel traditioneel vrouwelijke rol als beschermsters van het gezin, als verantwoordelijken voor het onderhoud van de kinderen. De communisten hadden een specifiek verzetsblad, La Voix des Femmes, ‘de stem der vrouwen’, geschreven door en voor vrouwen. De communistische partij had inderdaad een specifieke vrouwenstructuur, Femmes Communistes. Dat was een verderzetting van de bestaande communistische vrouwenbeweging van voor de oorlog. Dat is specifiek aan het communistische verzet, net als het feit dat zij een duidelijke visie naar voren brachten over die verzetsrol van vrouwen. Die vrouwelijke rol was in de praktijk breder dan betogen voor meer voedsel, maar die propaganda maakte deel uit van een strategie om een zo breed mogelijke massa te mobiliseren.
De ambitie is om dat te vergelijken met andere verzetsgroepen, zoals de Witte Brigade, een verzetsbeweging uit Antwerpen, en het Geheim Leger, een verzetsgroep die ontstond vanuit het gedemobiliseerde Belgische leger. De Witte Brigade heeft na de oorlog ledenlijsten opgesteld, en het valt op dat daar veel vrouwen in stonden. De Antwerpse afdelingen bestonden voor 25% uit vrouwen, terwijl het aandeel vrouwen in het verzet op basis van eerder onderzoek steeds geschat wordt op ongeveer 15%. Ik ben dus benieuwd naar wat de rol van vrouwen in deze netwerken was en hoe die verschilde van de rol van vrouwen in communistische netwerken.
Hoe onderzoek je die rol?
In eerste instantie via de erkenningsdossiers van die mensen. Maar ook via naoorlogse getuigenissen en interviews, via ledenlijsten en actierapporten. Voor sommige groepen – zoals de Kommunistische Partij en de Witte Brigade - is er ook interne briefwisseling bewaard, zowel van tijdens als van na de oorlog. Je moet dus die verzetsarchieven uitpluizen en zoeken naar sporen. Welke activiteiten en functies voerden zij uit? Namen vrouwen ook leidinggevende rollen aan? Voor elke groep bestaat er een ander type bronnen.
En voor het communistische verzet heb je dus ook die pers.
Ja. Voor de communistische partij heb je bovendien voor heel veel mensen een dossier van de Politieke Controlecommissie van de communistische partij zelf. Die onderzocht de bezigheden en het gedrag van de leden, om te bepalen of ze nog in aanmerking kwamen voor een rol binnen de partij. Daarnaast heeft José Gotovitch in de jaren 1970 en 1980 meer dan driehonderd interviews gedaan met mensen die actief waren in het communistische verzet, dus dat is ook een heel rijke bron. Er zitten ook persoonlijke archieven in het archief van de communistische partij, bijvoorbeeld van Madeleine Thonnart-Jacqemotte, die voor, tijdens en na de bezetting een leidende positie innam in de communistische vrouwenbeweging. Zij heeft heel haar netwerk aangesproken met de vraag om getuigenissen en ervaringen neer te schrijven, om te vertellen wat zij wisten over de verzetsactiviteiten van mensen die omgekomen waren in de kampen.
En dan probeer je een beeld te vormen van zowel de activiteiten als van het discours en de motivaties? Kun je dat scheiden? Maak je dat analytisch onderscheid?
Inderdaad, het is interessant te kijken naar wat men tijdens en na de oorlog over dat verzet schreef. Over welke activiteiten praat men wel of niet? Maar er is ook een meer kwantitatief stuk: als je over ledenlijsten beschikt, over hoe veel mensen gaat het dan? Wat is de verhouding man-vrouw? Over welke sociale klasse gaat het? Waren die vrouwen voor de oorlog al politiek actief, of actief in bepaalde sociale netwerken? Waren zij als koppel in het verzet? Hadden zij kinderen, waren zij gehuwd? Dan kun je profielen opstellen die je kan vergelijken voor een communistisch netwerk, het netwerk van de witte Brigade of het netwerk van het Geheim Leger (gewapende verzetsgroepering, nvdr). In hoeverre verschilden profielen in een stedelijke en een niet-stedelijke context? Hoe evolueerden activiteiten die vrouwen uitvoerden? Want het verzet in 1941 en 1942 was niet hetzelfde als dat in 1944. Met de invoering van de verplichte tewerkstelling eind 1942 groeide de nood aan onderduikadressen, aan solidariteit met werkweigeraars, maar natuurlijk ook met joodse mensen, wanneer de razzia’s starten in de zomer van 1942. Je ziet het karakter van het verzet veranderen, er ontstaat veel meer samenwerking tussen verschillende netwerken, het wordt een veel grotere onderneming, en men heeft ook veel meer vrouwen nodig. Vrouwen die een onderduiker in huis nemen, hebben waarschijnlijk een ander profiel dan vrouwen die actief zijn als spion voor een inlichtingennetwerk. Die tweede zijn waarschijnlijk veel jongere vrouwen die minder verantwoordelijkheden hebben in het gezin, die langere tijd van huis kunnen wegblijven, terwijl vrouwen die joodse kinderen of werkweigeraars of verzetsmensen als onderduiker in huis nemen, misschien wel een gezin hebben.
Die diversiteit van profielen komt nog niet genoeg aan het licht. Als je het verzet louter ziet als een politieke strijd, heb je daar geen aandacht voor, terwijl het natuurlijk ook een overlevingsstrijd was, een humanitair engagement. Solidariteit en onderduikadressen waren een belangrijk aspect van dat verzet. Dat verzet in de huiselijke sfeer staat ver van die spectaculaire sabotagedaden of gewapende acties die tot nu toe meer aandacht hebben gekregen. Dus ik denk dat op dat vlak ook onderzoek naar dat vrouwelijk verzet een meerwaarde is. Bovendien breng je zo vrouwen in beeld die niet erkend zijn als verzetsstrijder, en zelfs nooit erkenning hebben aangevraagd. Zo heb ik onderzoek gedaan naar vrouwenbetogingen in Antwerpen in mei 1941, georganiseerd door de clandestiene vrouwenbeweging van de communistische partij, tegen de Duitse bezetter. Dat waren propaganda-acties vermomd als hongerbetogingen. Leidsters van de communistische vrouwenbeweging organiseerden die. In Antwerpen was Gilberte Borgers de bekendste. Zij is gearresteerd door de bezetter en geëxecuteerd in Duitsland, en nooit erkend als lid van het verzet. Wel als politiek gevangene. Andere communistische leidsters in Antwerpen waren bijvoorbeeld Carolina Driessen en Maria Govaerts. Zij hebben de oorlog wel overleefd maar ook nooit dat verzetsstatuut gekregen of aangevraagd. Communisten gaven hun netwerken na de oorlog liever niet vrij aan een overheidscommissie. Daardoor ontbreekt ook een groot deel van dat communistisch verzet in die erkenningsdossiers, maar tegelijk kwamen veel acties niet in aanmerking voor het verzetsstatuut. Die vrouwenbetogingen zijn bijvoorbeeld nooit erkend als verzetsactiviteit. Het is een ambitie van dit onderzoek om die definitie van het verzet open te breken en te onderzoeken. Die erkenningsdossiers en -statuten zijn opgericht om tegemoet te komen aan eisen van de verzetsbeweging tot erkenning, maar het doel was niet om de realiteit tijdens de oorlog volledig te weerspiegelen. Het was meer een administratieve oefening dan het aanleggen van een kostbaar archief over verzet.
Wat weet je al over de rol van vrouwen in het Geheim Leger?
Dat moet ik nog onderzoeken, maar we weten wel iets op basis van bestaand onderzoek. Het Geheim Leger was een organisatie die ontstond uit het gedemobiliseerde Belgische leger. Het had tot doel om de bevrijding van België voor te bereiden en was zeer conservatief en royalistisch. Het Belgisch leger zat natuurlijk in een eerder conservatief, koningsgezind milieu. Dan is de vraag: hadden vrouwen daarin een plaats? Wat was het idee over de rol van vrouwen in oorlog en verzet? Ik verwacht daar veel minder vrouwen omdat vrouwen geen toegang hadden tot militaire netwerken, en geen legerdienst moesten vervullen. Tegelijk waren er wel vrouwen die het initiatief namen om groepen te vormen die zich aansloten bij het Geheim Leger. Daar zie ik dus echt een verschil tussen discours en praktijk. Het Geheim Leger riep vrouwen niet op om een actieve rol te spelen, en na de oorlog kreeg de leidende rol van vrouwen geen aandacht. Het discours was dus heel conservatief, maar op het terrein werden er wel groepen opgericht en geleid door vrouwen. Het bleef een uitzondering, maar was daarom niet minder deel van de realiteit.
Kun je al iets zeggen over het discours van de Witte Brigade?
De Witte Brigade ontstond in een stedelijk milieu. Marcel Louette was geëngageerd in een liberale politieke vereniging, was leerkracht in een school, maakte gebruik van die netwerken. Je ziet daar ook veel vrouwen in. Onder de mensen met wie Louette de groep oprichtte was bijvoorbeeld ook een vrouw, zijn pleegdochter. Je zou kunnen veronderstellen dat vanuit die meer liberale inspiratie vrouwen een autonome, grotere rol kregen. Maar dat weet ik dus niet, en je kan dat ook niet zomaar zeggen op basis van een bepaald discours of een ideologie die men zelf naar voren schoof als inspiratie. Je moet dus opletten met interpretatie. Ook in de communistische partij, waar heel veel vrouwen een belangrijke, leidinggevende positie hadden, was het verzet niet per se emanciperend. Het ging om het inzetten van zoveel mogelijk mensen en het mobiliseren van zoveel mogelijk mensen voor het verzet.
Om terug te keren naar de herinnering: die onderduikverhalen zijn misschien minder spectaculair dan de grote sabotage-acties. Kunnen die ook een plaats krijgen in het herdenkingsdiscours?
Ik vind het vooral interessant om te onderzoeken in welke omstandigheden en vanuit welke netwerken mensen in verzet kwamen. Maar inderdaad, bij een sabotage-actie of het verzamelen van inlichtingen waagde je je letterlijk op gevaarlijk terrein. Toch is het niet per se zo dat je meer kans had om gearresteerd te worden als je je op straat waagde om wapens te transporteren – wat vrouwen trouwens zeer veel deden –, om boodschappen rond te brengen, om treinsporen op te blazen of om identiteitskaarten te stelen in een gemeentehuis. Als het spectaculaire afhangt van de kans om ontdekt of gearresteerd te worden, waren die netwerken van solidariteit en onderduiken zeker ook spectaculair. De Duitse inlichtingendiensten infiltreerden in die netwerken. De risico’s waren zeer groot. De vraag is: ben je op zoek naar spannende verhalen, of wil je begrijpen wat verzet is. Tegelijk zijn het spannende verhalen. Wie onderduikt of mensen verbergt, leeft in een constante angst. Iemand in huis nemen is een zeer menselijk verhaal. Mensen kunnen zich ermee identificeren en er zich iets concreets bij voorstellen. Terwijl de meesten onder ons niet zouden weten hoe ze een treinspoor moeten opblazen. Het is dus zeker mogelijk om ook daar herdenkingsactiviteiten rond te organiseren.
Het is boeiend hoe veel verhalen in die verzetsgeschiedenis door elkaar lopen. Toch klinkt het logisch om het verzet tegen de fascistische bezetter gelijk te stellen aan een politieke strijd voor de vrijheid, zoals de 8-mei-coalitie doet. De bezetting ondermijnde toch de vrijheid?
Je mag het verzet niet reduceren tot een politieke strijd. Het was ook een overlevingsstrijd. Dat is veel breder en had zeer veel aspecten. Mensen streden niet alleen voor politieke idealen. Humanitaire en politieke motivaties liepen vaak samen, maar vaak was die politieke ideologie ook helemaal afwezig. De strijd van vandaag tegen extreemrechts kun je onmogelijk vergelijken met de strijd van het verzet. De bezettingscontext is heel specifiek. Zelfs groepen die vóór de oorlog een politieke strijd voerden tegen het fascisme waren niet per se dezelfde als de groepen die tijdens de bezetting in het verzet gingen tegen de Duitse bezetter. Er waren mensen die in het verzet gingen vanwege slechte levensomstandigheden, vanwege honger en kou. Dat heeft dan niets te maken met politiek, maar met materiële redenen. Het was dus niet voor iedereen dezelfde strijd, maar het ging voor iedereen wel om overleven.
Daarom denk ik dat je heel duidelijk moet zijn over wat we willen herdenken en welke boodschap we willen geven. Je moet kunnen uitleggen waarom het communistische verzet je inspireert in je strijd tegen extreemrechts vandaag. Je kan niet zeggen: het verzet was één grote homogene groep van antifascistische strijders die hebben gevochten voor onze vrijheid. Dat is feitelijk onjuist. Er zijn groepen die gevochten hebben voor ‘de vrijheid’, en dat deden vanuit een ideologie die je zou kunnen vergelijken met de ideologie van groepen binnen de 8-mei-coalitie. Je kan je laten inspireren, maar wees dan duidelijk over welke groepen je het hebt. Want uiteindelijk denk ik dat elke ideologie vandaag aanwezig in België wel ergens een held kan vinden in die verzetsgeschiedenis. Ook mensen met autoritaire overtuigingen.
Wat alle verzetsinitiatieven wel gemeenschappelijk hadden, was het uiteindelijke doel om een einde te maken aan de bezetting. Omdat die bezetting een bepaald aspect van hun vrijheid bedreigde. De Nationaal Koningsgezinde Beweging wilde een autoritaire staat rond Leopold III opzetten, maar daarvoor moet eerst die bezetter verdreven worden. De communisten hadden in 1940 nog een Sovjet-ideaal, maar daarvoor moest de bezetter eerst buiten, terwijl de Belgische regering in ballingschap zeker niet hoefde terug te keren. De motivaties om in het verzet te komen waren specifiek en divers.
Historici hebben nog veel werk om eenzijdige interpretaties te nuanceren?
Er is nog heel veel werk. Het is aan de historicus om de spelbederver te spelen door te zeggen dat het allemaal niet zo simpel is. Maar ik ga ook spreken op die herdenkingsinitiatieven, ik vind die heel waardevol en woon ze zelf ook bij. Je hoort me dus niet zeggen dat we niet mogen herdenken. Maar ik apprecieer het enorm wanneer er verschillende perspectieven aan bod komen. Ik was recent nog bij de onthulling van een monument voor twee verzetsvrouwen in een school in Mechelen, het Atheneum van Pitzemburg. Twee oud-leerlingen van die school – Martha Somers en Elisabeth Desoleil - waren tijdens de bezetting actief als spionnen, allebei jonge vrouwen. Ze werden gearresteerd en zijn omgekomen in concentratiekampen. En ik heb daar het historische verhaal gebracht over hun verzetsparcours. Iemand anders kwam vertellen over parallellen tussen de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Oekraïne. Er werden gedichten voorgedragen en persoonlijke verhalen verteld. Het mag een emotionele gebeurtenis zijn. Maar ik vind het belangrijk dat er ook ruimte is voor het historische verhaal. Als je voor mensen een monument opricht, neem dan ook de ruimte om te vertellen wat ze gedaan hebben. Zodat ze niet alleen nog maar een symbool zijn.