Arm België: onderzoek door en over katholieke armoedeorganisaties in de naoorlogse welvaartsstaat
Els Minne, KU Leuven
Sociale steun en solidariteit worden in België georganiseerd door de welvaartsstaat, maar ook vanuit religieus en levensbeschouwelijk geïnspireerde organisaties.1 Tot voor kort werden beide solidariteitsverstrekkers gezien als incompatibel: religieuze organisaties vertrekken immers niet vanuit een op rechten en condities gebaseerde logica zoals de overheden, maar veelal vanuit een op naastenliefde gebaseerde logica. Volgens sommigen kunnen religieuze organisaties met hun minder geformaliseerde aanpak een aanvulling bieden op de welvaartsstaat, terwijl anderen vrezen voor een uitholling van de welvaartsstaat als deze actoren een meer formele rol krijgen toebedeeld in het leveren van bijstand. Die tegenstelling leidt tot spanning, maar ze weerhoudt de welvaartsstaatsinstellingen en middenveldorganisaties er niet van om elkaar ook als partners te zien. Samenwerkingen tussen beiden komen steeds vaker voor, maar dit veelal zonder een goed begrip van de historische wortels van dat middenveld. Net daar wringt het schoentje. Historisch onderzoek naar armoedeorganisaties in de naoorlogse periode is schaars en onderzoek dat oog heeft voor de religieuze identiteit binnen deze organisaties is vrijwel onbestaande. Het gebrek aan historische kennis van dit middenveldsegment verhindert ons begrip van de discoursen rond armoede en de ontwikkeling van de welvaartstaat, maar ook van de impact van de maatschappelijke transformaties in de naoorlogse decennia (ontkerkelijking, secularisatie, welvaartsgroei…) op dit alles.
In deze review belicht ik daarom de publicaties door en over naoorlogse katholieke Belgische armoedeorganisaties. Ik bespreek eerst de publicaties door de organisaties zelf en bekijk verder hoe onderzoekers zich midden jaren zestig door hen lieten inspireren voor onderzoek naar armoede, maar het liefdadig en filantropisch middenveld niet als onderzoeksonderwerp betrokken. Daarna bespreek ik de recente werken die naoorlogse levensbeschouwelijke armoedeorganisaties wel als historische actor bestuderen.
In dit overzicht wordt de term ‘armoedeorganisatie’ of ‘vierdewereldorganisatie’ gebruikt voor alle middenveldorganisaties die werkten voor of met mensen in armoede. Tussen 1945 en 2000 beschreven die initiatieven en verenigingen hun doelgroep in steeds wisselende bewoordingen en profileerden ze zichzelf niet altijd als armoedeorganisatie.2 Die evoluerende terminologie is op zich al symptomatisch voor grote veranderingen die dit deel van het middenveld heeft doorgemaakt. De meeste – maar zeker niet alle – Belgische armoedeorganisaties die werkzaam waren tussen 1945 en 2000 waren katholiek geïnspireerd en werkten vanuit een liefdadige, caritatieve insteek. Ze verschilden van elkaar in uitzicht, hiërarchie, functioneren en religieuze inspiratie, maar ook in de manier waarop ze hun doelgroep betrokken bij de werking van hun organisatie. Vaak waren de initiatieven lokaal en persoonsgebonden en waren ze nauwelijks op een landelijke schaal georganiseerd. Ondanks de grote verscheidenheid aan organisaties worden ze hier met dezelfde koepelterm besproken en gelden de inzichten uit deze review voor elk van hen.
Publicaties door armoedeorganisaties
De Tweede Wereldoorlog eindigde voor veel mensen in armoede. Toch leefde er een sterk vertrouwen dat de breed uitgebouwde welvaartsstaat armoede op korte termijn volledig zou uitroeien. Teksten uit deze periode tonen hoe armoede werd gezien als een uitdovend fenomeen dat op te lossen leek door koopkrachtstijging en sociale zekerheid. Daarom hadden hulporganisaties in de jaren vijftig oog voor andere mensen in moeilijkheden. Onder andere bejaarden, ‘moreel verwaarloosde jeugd’, werklozen en mensen met een beperking konden allemaal niet of nauwelijks rekenen op steun vanuit de welvaartsstaat en werden daardoor, zo argumenteerden de organisaties, uitgesloten van een menswaardig leven.3 Armoedeorganisaties wilden het dan ook voor deze mensen opnemen. Initiatiefnemers van Belgische armoedewerkingen waren vaak priesters en religieuzen, die (katholieke) vrijwilligers inschakelden. Anders- of niet-levensbeschouwelijke armoedeorganisaties waren minder zichtbaar op het publieke forum.4
Vanuit een discours van uitsluiting en verbinding, probeerden katholieke organisaties de politieke en academische wereld en de publieke opinie te sensibiliseren. Hun voornaamste doel was om alle groepen evenwaardige hulp te laten ontvangen vanuit de welvaartsstaat, ongeacht hun eigen bijdrage.5 De organisaties spraken niet expliciet over armoede, maar spraken over de ongelijkheid tussen werkenden en werklozen of tussen huiseigenaars en krotbewoners. Daardoor legden ze een tweedeling bloot in de samenleving waarbij een groep mensen het relatief minder goed had dan de rest van de maatschappij. Hierdoor groeide de bewustwording dat armoede in de welvaartsstaat niet meer ging over economisch en biologisch overleven (absolute armoede) maar om gelijkheid en menswaardigheid in vergelijking met andere groepen in de maatschappij (relatieve armoede).6 Doordat de organisaties aandacht vroegen voor hun zaak, bijvoorbeeld door mediastunts7, maar ook door publicaties over de ‘achtergestelde’ groepen, verspreidde hun idee van relatieve armoede zich verder in de samenleving.8
Tegenover een absoluut gebrek aan wetenschappelijke studies over armoede in de jaren vijftig en begin jaren zestig, staan de publicaties van katholieke boegbeelden van vierdewereldorganisaties (abbé Froidure in België, père Joseph van ATD Quart Monde in Frankrijk). Het doel van hun publicaties was drieledig: de overheid ter verantwoording roepen, wetenschappelijke interesse en debat stimuleren en de samenleving overtuigen van de ernst van de beschreven toestand. Paria’s 57, een publicatie van priester en oprichter van verschillende armoedeorganisaties Edouard Froidure, is daar een mooi voorbeeld van. Hij combineerde academische literatuur met zelf verzameld cijfermateriaal over de ‘onderbeloonden’, krotbewoners en ‘moreel verwaarloosde kinderen’.9 In hun publicaties verklaarden de katholieke auteurs zich akkoord met de uitgangspunten van de welvaartsstaat, maar stelden ze aan de kaak dat er ‘zwarte vlekken van de welvaartsstaat’ bestonden: vergeten groepen die niet voldeden aan de vereisten om geholpen te worden.
Tot in de jaren zestig waren de publicaties van armoedeorganisaties de enige werken rond de armoedeproblematiek. Die publicaties genereerden geleidelijk aan meer interesse van de Belgische bevolking, politici en academici voor mensen in armoede. Tal van nieuwe initiatieven zagen het levenslicht, vaak nog verankerd in katholieke kringen, maar gaandeweg steeds vaker met een uitdrukkelijk pluralistisch profiel.10 Daarmee kwam het liefdadig en filantropisch middenveld tegemoet aan de toenemende (religieuze) diversiteit van de Belgische samenleving, de ‘grote openheid’ waarmee het linkse katholicisme de moderne samenleving wilde benaderen en de meer persoonlijke invulling die religie had gekregen in België.11 De organisaties publiceerden (soms samen met academici) over de oorzaken en oplossingen voor armoede.12 ATD Quart Monde – een van oorsprong Franse, pluralistische armoedeorganisatie – droeg zelfs bij tot een nieuwe onderzoekshouding tegenover mensen in armoede door een eigen onderzoekscentrum uit te bouwen waarin niet alleen onderzoek over maar ook onderzoek met mensen in armoede werd gevoerd. Deze onderzoekshouding leidde ertoe dat mensen in armoede vaker recht van spreken kregen in België.13
Armoedeorganisaties uit het oog verloren
De hernieuwde interesse van de samenleving voor armoede in de jaren zestig was voor een groot deel te danken aan de armoedeorganisaties die een nieuw discours hanteerden.14 In plaats van aandacht te besteden aan verschillende deelproblematieken (zoals slechte behuizing en gezondheid), spraken ze steeds vaker over de gedeelde ervaringen van een eengemaakte groep mensen in armoede.15 Woorden als ‘mensenrechten’, ‘menswaardigheid’ en ‘gelijkheid’ stonden hierbij centraal.16 De vernieuwing van het discours zorgde, samen met de afkondiging van de ‘War on Poverty’ in Amerika, voor de eerste publicaties rond armoede die niet door het middenveld werden gemaakt.17
Het wetenschappelijk veld benaderde armoede nu vanuit een sociaaleconomische invalshoek en niet meer vanuit een religieuze logica zoals voordien.18 De nieuwe studies rond de armoedeproblematiek lieten het echter na om naoorlogse armoedeorganisaties als onderzoeksonderwerp te bestuderen19 en ook in historisch onderzoek naar de verzuiling van de Belgische samenleving werden de organisaties niet opgenomen.20 Daarnaast ontbrak het liefdadig en filantropisch middenveld in studies naar de rol van religie in de welvaartsstaat, een studiedomein dat nochtans goed uitgewerkt werd voor de vooroorlogse periode en armoedebestrijding identificeerde als een van de belangrijkste domeinen waarop religie zich bleef manifesteren.21 Kenmerkend is de bundel over religie en Europese welvaartsstaten van Kees van Kersbergen en Philip Manow, waarin de bijdrage van sociologe Sigrun Kahl het meest in het oog springt.22 Zij toonde het grote belang van religieuze armenzorg voor het ontstaan van de verschillende Europese welvaartsstaten in de negentiende eeuw aan, maar bestudeerde daarvoor enkel de (teksten en opinies van) grote geloofsinstellingen (zoals de katholieke Kerk als geheel). Lokale en persoonsgebonden initiatieven komen minder aanbod.
Ook in studies over het Belgische middenveld in de jaren zestig en zeventig bleven armoedeorganisaties vaak buiten het blikveld. De literatuur rond Nieuwe Sociale Bewegingen bestudeerde wel de derdewereldbeweging, volgens politicoloog Stefaan Walgrave zelfs de belangrijkste nieuwe sociale beweging in België, maar liet de vierdewereldbeweging buiten beschouwing.23 Het religieuze karakter van de vierdewereldorganisaties kan niet aan de basis liggen van deze discrepantie, want net zoals de vierdewereldbeweging was de derdewereldbeweging sterk geworteld in het katholieke milieu.
Een derde onderzoeksveld waarin armoedeorganisaties opvallend ontbraken, is de historiografie over kerk en religie. Studies over religieuze instituten gingen zelden in op de caritatieve en liefdadige werken in de naoorlogse periode en onderzoek naar het religieuze middenveld blijkt manifest afwezig in het onderzoeksveld van kerkgeschiedenis of de studie van religie na WO II.24 Ook in historische studies naar het christelijke middenveld bleven armoedeorganisaties buiten beeld. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de veranderingen in prioriteiten van de katholieke Kerk.25 Vaticanum II (1962-1965) draaide de traditioneel Europees gerichte blik van de Kerk om naar het zuiden.26 Daardoor kwamen de noden van de Derde Wereld centraal te staan. Ook in onderzoek kwam er aandacht voor het religieus geïnspireerd engagement voor de derde wereld, maar inzichten uit dit onderzoek leidden niet tot gelijkaardig onderzoek naar armoedehulp gekoppeld aan ontwikkelingsdenken in Europa.
Op historisch onderzoek naar naoorlogse armoede bleef het dan weer wachten tot de eenentwintigste eeuw. Vanaf dan verschenen er grote overzichtswerken rond het thema armoede in Europa. De Britse historici Bernard Harris en Paul Bridgen, bijvoorbeeld, schreven een synthese van armoede in Europa en Noord-Amerika vanaf 1800. Het onderzoek met een indrukwekkende tijdspanne en geografische breedte verkent de samenwerking tussen private initiatieven en de welvaartsstaat.27 De overkoepelende insteek van het werk levert een goed overzicht van (de aanpak van) de armoedeproblematiek op in enkele regio’s, maar laat na om via een bottom-up perspectief te bestuderen wat de initiatieven en inspiraties waren van initiatiefnemers, vrijwilligers en professionals in het veld. Ook André Gueslin beschrijft in zijn werk over de Franse armoede in de twintigste eeuw de verschillende spelers in het armoedeveld: instellingen, het beleid en private armoedeorganisaties.28 Gueslin gaat weinig in op de vele lokale initiatieven die niet uitgroeiden tot (inter)nationale armoedenetwerken. Dat lokaal perspectief is wel terug te vinden bij Axelle Brodiez-Dolino. Haar analyse van het Franse armoedebeleid in Lyon in de negentiende- en twintigste eeuw toont de dynamiek van en de verschuivingen tussen (politieke) armoedeactoren.29 Voor België verbreedde Jeroen Barrez op zijn beurt de historische blik door de ‘herontdekking’ van armoede in een ruimer perspectief te plaatsen (1958-1973), waardoor duidelijk wordt hoe het relatieve armoedebegrip zich vormde en ingang kreeg in de Belgische samenleving.30 Al deze werken bieden een noodzakelijke inkijk in de werking van de overheid en het middenveld in armoedezorg, maar stelden het religieuze middenveld niet centraal in hun analyse.
Publicaties over armoedeorganisaties
De vaststelling dat armoedeorganisaties in de hele twintigste eeuw amper werden onderzocht gaat op voor alle onderzoeksvelden. De uitzondering die de regel bevestigt was het boek van historici Jan de Maeyer en Paul Wynants over de Vincentianen in België, een katholieke, internationale en hiërarchische armoedeorganisatie gespecialiseerd in huisbezoeken die actief was sinds 1842 en dat ook bleef in de naoorlogse periode.31 Het gebrek aan verdere academische aandacht voor religieuze armoedeorganisaties in de naoorlogse periode leidde echter niet tot een volledig gebrek aan literatuur rond het thema. Op het einde van de twintigste eeuw verschenen verschillende boeken over katholieke armoedeorganisaties (onder andere ATD en La Poudrière) en hun oprichters (bijvoorbeeld abbé Froidure en père Joseph) geschreven door medestanders van de organisaties.32 De boeken vormen een belangrijk deel van de literatuur rond armoede, religie en de welvaartsstaat, maar zijn geschreven met een herdenkend en soms zelfs hagiografisch doel.
De schaarste aan historisch en bottom-up onderzoek naar naoorlogse armoedeorganisaties werd – ruwweg – het laatste decennium opgemerkt en deels opgevangen door onderzoekers. Historica Christiane Reinecke onderzocht voor het naoorlogse Frankrijk welke invloed een armoedeorganisatie kon hebben op het beleid, het heersende armoedebegrip en op de wetenschappelijke literatuur. In haar paper beschrijft ze hoe ATD haar visie op armoede ingang wist te geven bij beleidsmakers, maar tegelijk op tegenstand botste bij academische armoedeonderzoekers.33 Socioloog Daniel Zamora Vargas onderzocht met eenzelfde doel Belgische en Franse katholieke armoedeorganisaties – de werken van Froidure en ATD.34 Zijn bottom-up discoursanalyse, waarbij niet het discours van de Staat of Kerk maar van lokale organisaties wordt bestudeerd, laat toe om gegronde kritiek uit te oefenen op de idee van een plotse ‘herontdekking van armoede’ in voorgaande onderzoeken. Eerder dan een herontdekking ging het om een verandering in het armoedebegrip, gedragen door armoedeorganisaties en opgepikt door politici en wetenschappers. Vargas argumenteert dat de tendensen in armoedeonderzoek voor een groot stuk geduwd en gedragen werden door private initiatieven en structuren met een religieuze achtergrond.
Beide werken bewijzen het belang van religieuze naoorlogse armoedeorganisaties voor het armoedebegrip, -beleid en -onderzoek. Ze tonen aan dat meer historisch, bottom-up onderzoek naar naoorlogse armoedeorganisaties noodzakelijk is om een vollediger beeld te krijgen van armoede in deze periode. Daarnaast wijzen de auteurs op het katholicisme als fundament binnen deze organisaties. De religieuze identiteit van het naoorlogs liefdadig en filantropisch middenveld wordt in de bestaande literatuur wel erkend, maar zelden onderzocht als een inspiratiebron voor de praktijken en visies op armoede die binnen de organisaties leefden. Reinecke komt bijvoorbeeld niet verder dan de terloopse opmerking _‘Deeply rooted in the Catholic milieu, ATD linked traditional notions of Christian charity with new social work methods’._35 De recente aandacht voor naoorlogse armoedeorganisaties heeft niet geleid tot het bestuderen van hoe evoluerende religieuze denkbeelden hun discours en handelen hebben gestuurd.
Conclusie
Doorheen de twintigste eeuw bleef de studie van naoorlogse armoedeorganisaties opvallend afwezig in alle studiedomeinen. Pas in het voorgaande decennium doken de organisaties op als onderzoeksonderwerp in enkele studies. Die toonden aan dat religieuze naoorlogse armoedeorganisaties toonaangevend waren voor zowel beleid als onderzoek rond armoede, zeker in België en Frankrijk. Deze studies hebben echter nog geen aandacht voor de religieuze inspiratie van of de grote verscheidenheid aan katholieke armoedeorganisaties. Tot nog toe richtten onderzoekers zich bijvoorbeeld steeds op katholieke actoren die media-aandacht genereerden, onderzoek deden en de politiek rechtstreeks beïnvloedden (denk aan ATD of Edouard Froidure) en niet op gevestigde, niet-persoonsgebonden katholieke organisaties zoals het Sint-Vincentiusgenootschap. Dat leidt tot een onvolledig en vertekend beeld.
Hoewel de rol van naoorlogse armoedeorganisaties tegenwoordig erkend wordt, blijven hun werking en vertogen onderbelicht, net als de uiteenlopende wijze waarop die werden gekleurd door religieuze modellen en inspiratie. In mijn doctoraatsproject bestudeer ik daarom katholiek geïnspireerde armoedeorganisaties in Brussel. Ik onderzoek hoe deze organisaties hun religieuze identiteit beheersten in een samenleving die nog stevig geworteld was in katholieke tradities, maar waar de druk van secularisatie en moderniteit begon toe te nemen. Door de historische praktijken en discoursen van (actoren in) religieus geïnspireerde armoedeorganisaties te bestuderen via een interdisciplinaire, vergelijkende en bottom-up studie, wil ik de kennis over de rol van religie en verzorgingsstaten aanvullen met lokale ervaringen, gedachten en praktijken.
Referenties
- Soligion, ‘Over Soligion: wat en waarom’, www.soligion.be/over-soligion/wat-en-waarom/ (2021), geraadpleegd op 20 augustus 2021.
- Brodiez-Dolino, Axelle, Combattre la pauvreté: Vulnérabilités sociales et sanitaires de 1880 à nos jours (Parijs : CNRS Editions, 2013); Barrez, Jeroen, ‘Voorbij het ‘goud’ van de jaren zestig. Armoedepercepties in de welvaartsstaat in België (1958-1973)’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XLVIII:4 (2018): 8-38; Vargas, Daniel Zamora, ‘How Poverty Became a Violation of Human Rights: The Production of a New Political Subject, France and Belgium, 1964–88’, History of Political Economy, 52:3 (2020): 499–517; Reinecke, Christine, ‘Localising the Social: The Rediscovery of Urban Poverty in Western European ‘Affluent Societies’’, Contemporary European History, 24:4 (2015): 555-576.
- Froidure, Edouard, Paria’s 57: De onder-beloonden, de krotten, de moreel verlaten kinderen (Brussel: Openluchtwerken, 1958); Leblanc, Roger et.al., Manifest der meest onterfden (Brussel: Nationale aktie voor bestaanszekerheid, 1968).
- Voor een overzicht van katholieke, protestantse, joodse en islamitische organisaties zie Dierckx, Danielle, Vranken, Jan, & Kerstens, Wendy (red.), Faith-based organisations and social exclusion in European cities: National context reports (Leuven: Acco, 2009). Voor een vergelijkende studie tussen christelijke liefdadigheidstradities zie Kahl, Sigrun (2005). ‘The religious roots of modern poverty policy: Catholic, Lutheran, and Reformed Protestant traditions compared’, Archives Européennes de Sociologie. European Journal of Sociology, 46:1 (2005): 91–126.Over de religieuze fundamenten van joodse liefdadigheid, zie Gardner, Gregg E., The Origins of Organized Charity in Rabbinic Judaism (New York: Cambridge University Press, 2015).
- Vargas, Daniel Zamora, ‘How Poverty Became a Violation of Human Rights: The Production of a New Political Subject, France and Belgium, 1964–88’, History of Political Economy, 52:3 (2020): 501-502.
- Barrez, Jeroen, ‘Voorbij het ‘goud’ van de jaren zestig. Armoedepercepties in de welvaartsstaat in België (1958-1973)’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XLVIII:4 (2018): 8-38.
- Froidure haalde bijvoorbeeld uitgebreid de media met het bezoek van prins Boudewijn aan de Marollenwijk in Brussel, in 1952.
- Paria’s 57 en het Manifest der Meest Onterfden handelen over krotbewoners, ouderen, andersvaliden en ‘moreel verlaten jeugd’.
- Froidure, Edouard, Paria’s 57: De onder-beloonden, de krotten, de moreel verlaten kinderen (Brussel: Openluchtwerken, 1958), 177. De priester promootte zijn werk door het aan Paus Pius XII te overhandigen, die er een toespraak over hield: Le Saint-Siège: Discours du pape Pie XII aux jeunes de l’institution française ‘stations de plein air’ (Liberia Editrice Vaticana, 1957).
- Enkele voorbeelden zijn Sant’Egidio (opgericht in 1968), Poverello (1978), de uitbreiding van ATD uit Frankrijk naar België (1971) en het oprichten van de Nationale Aktie voor Bestaanszekerheid (1966).
- Latre, Bart, Strijd & inkeer: de kerk- en maatschappijkritische beweging in Vlaanderen, 1958-1990 (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2014).
- Zie bijvoorbeeld Bodson, Daniel & Hiernaux, Jean-Pierre, La face cachée: Pauvreté, politique sociale, action urbaine (Bruxelles: Vie ouvrière, 1981); Leblanc, Roger et.al., Manifest der meest onterfden (Brussel: Nationale aktie voor bestaanszekerheid, 1968).
- Over het systeem van participatie en self-agency van mensen in armoede bij ATD zie Degerickx, Heidi, Van Gorp, Angelo, De Wilde, Lieselot & Roets, Griet, ‘Giving voice to people in poverty in Belgian social policy making since the 1990’s: A window of opportunity for a political demarche?’, Revue belge d’histoire contemporaine, 3:4 (2020): 74–94.
- Vargas, Daniel Zamora, ‘How Poverty Became a Violation of Human Rights: The Production of a New Political Subject, France and Belgium, 1964–88’, History of Political Economy, 52:3 (2020): 499-517
- Ibidem. Voordien werden mensen in armoede gegroepeerd op basis van andere problematieken, zoals hun behuizing, (gebrek aan) werk of gezondheidstoestand. Dat versnipperd discours werd vervangen door een discours met een gemeenschappelijke deler: het ontbreken van middelen om een goed leven te leiden en de daarbij horende sociale uitsluiting viel voortaan onder de noemer ‘armoede’.
- Vargas, Daniel Zamora, ‘How Poverty Became a Violation of Human Rights: The Production of a New Political Subject, France and Belgium, 1964–88’, History of Political Economy, 52:3 (2020): 499-517. Over de religieuze wortels van het mensenrechtendiscours zie Moyn, Samuel, The last utopia: Human rights in history (Cambridge: Belknap Press of Harvard University Press, 2010).
- Aksamit, Daniel Victor, ‘Absolutely Sort of Normal’: The Common Origins of the War on Poverty at Home and Abroad, 1961-1965 (Doctoral dissertation of Philosophy: Kansas State University, 2014); Barrez, Jeroen, ‘Voorbij het ‘goud’ van de jaren zestig. Armoedepercepties in de welvaartsstaat in België (1958-1973)’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XLVIII:4 (2018): 8-38; Dehaene, Jean-Luc, ‘De Armoede in de welvaartstaten’, De Gids op Maatschappelijk Gebied, 56 (1965): 1067-1071.
- Gueslin, André, Une histoire de la grande pauvreté dans la France du XXe siècle (Parijs : Pluriel, 2013): 131.
- Noemenswaardig zijn de publicaties van Jan Vranken, Dirk Geldof, Bea Cantillon, Ides Nicaise en Herman Deleeck.
- Pasture, Patrick, ‘Christendom and the Legacy of the Sixties: Between the Secular City and the Age of Aquarius’, Revue d’Histoire Ecclésiastique, 99:1 (2004): 82–117; Dobbelaere, Karel, Billiet, Jaak, & Voyé, Liliane, ‘Religie en kerkbetrokkenheid: Naar een sociaal gemarginaliseerde kerk?’ in: Abts, K. et al. (red.) Nieuwe tijden nieuwe mensen. Belgen over arbeid, gezin, ethiek, religie en politiek (Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2011), 143–172; Dobbelaere, Karel & Voyé, Liliane, ‘From Pillar to Postmodernity: The Changing Situation of Religion in Belgium’, Sociological Analysis, 51:S1 (1990); Dobbelaere, Karel, ‘Religion and Politics in Belgium: From an institutionzalized manifest Catholic to a latent christian pillar’, Politics and Religion, IV:2 (2010), 283-296.
- Zie onder andere Kaspersen, Lars Bo & Lindvall, Johannes, ‘Why No Religious Politics? The Secularization of Poor Relief and Primary Education in Denmark and Sweden’, European Journal of Sociology, 49:1 (2008): 119–143 ; Van Kersbergen, Kees, & Manow, Philip (red.)., Religion, class coalitions, and welfare states (Cambridge/New York: Cambridge University Press, 2009); Van Molle, Leen (red.), Charity and Social Welfare: the dynamics of religious reform in Northern Europe, 1780-1920 (Leuven: Leuven University Press, 2017); Bäckström, Anders (red.), Welfare and religion in 21st century Europe (Farnham: Ashgate Pub. Ltd., 2010).
- Kahl, Sigrun, ‘Religious Doctrines and Poor Relief: A Different Causal Pathway’, In Van Kersbergen, K., & Manow, P. (red.), Religion, class coalitions, and welfare states (Cambridge: Cambridge University Press, 2009).
- Stefaan Walgrave definieert Nieuwe Sociale Bewegingen als ‘een geheel van organisaties en losse actoren, waaronder domeinspecifieke, autonome organisaties, die door middel van collectieve actie buiten de geïnstitutionaliseerde politieke kanalen druk uitoefenen op de politieke beleidsvoerders met de bedoeling om bindende maatschappelijke veranderingen of het behoud van een toestand te realiseren’. Walgrave, Stefaan, Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen: Een sociologische verkenning van de milieubeweging, de derde wereldbeweging en de vredesbeweging (Leuven: KU Leuven Sociologisch Onderzoeksinstituut – SOI, 1994), 2 en 187; Hellemans, Staf & Hooghe, Marc (red.), Van ‘Mei ʾ68’ tot ‘Hand in hand’: Nieuwe sociale bewegingen in België, 1965-1995 (Leuven: Garant, 1995).
- Zie Vanderstraeten, Raf (2014). ‘Religious activism in a secular world: The rise and fall of the teaching congregations of the Catholic Church’, Paedagogica Historica, 50:4 (2014): 494–513.
- Chappel, James, Catholic Modern: The Challenge of Totalitarianism and the Remaking of the Church (Cambridge: Harvard University Press, 2018); Latre, Bart, Strijd & inkeer: De kerk- en maatschappijkritische beweging in Vlaanderen, 1958-1990 (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2014); Komonchak, Joseph A., ‘Vatican II and the encounter between Catholicism and liberalism’, in: Douglass, R.B. & Hollenbach, D. (red.), Catholicism and Liberalism (Cambridge: Cambridge University Press, 1994), 76–99.
- Over Vaticanum II zie Horn, Gerd-Rainer, The spirit of Vatican II: Western European progressive Catholicism in the long sixties (Oxford: Oxford University Press, 2015); Kenis, Leo, Billiet, Jaak & Pasture, Patrick, The Transformation of the Christian Churches in Western Europe (1945-2000) (Leuven: Leuven University Press, 2010).
- Harris, Bernard & Bridgen, Paul (red.), Charity and mutual aid in Europe and North America since 1800 (New York: Routledge, 2007).
- Gueslin, André, Une histoire de la grande pauvreté dans la France du XXe siècle (Parijs : Pluriel, 2013).
- Brodiez-Dolino, Axelle, Combattre la pauvreté: Vulnérabilités sociales et sanitaires de 1880 à nos jours (Parijs : CNRS Editions, 2013).
- Barrez, Jeroen, ‘Voorbij het ‘goud’ van de jaren zestig. Armoedepercepties in de welvaartsstaat in België (1958-1973)’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XLVIII:4 (2018): 8-38.
- De Maeyer, Jan & Wynants, Paul (red.), De Vincentianen in België: 1842-1992 (Leuven: Leuven University Press, 1992).
- Bijvoorbeeld Noël Rixhon, Rendre possible l’Impossible: Père Léon (Bruxelles: Editions Luc Pire, 2001); Joseph Wresinski and Gilles Anouil, De armen zijn de kerk. Gesprekken van Gilles Anouil met père Joseph Wresinski over de Vierde Wereld (Antwerpen: Unistad, 1985); Jo Gérard, Interview historique de l’abbé Froidure (Brussel: Direct social communications, 1987).
- ATD hanteerde een ruimtelijke kijk op armoede, dat het idee onderbouwde dat mensen in armoede in een aparte, zelfs spatiaal gescheiden wereld leefde en zo geïsoleerd waren van de rest van de maatschappij. Reinecke, Christine, ‘Localising the Social: The Rediscovery of Urban Poverty in Western European ‘Affluent Societies’’, Contemporary European History, 24:4 (2015): 555-576.
- Vargas, Daniel Zamora, De l’égalité à la pauvreté. Une socio-histoire de l’assistance en Belgique (1895-2015) (Brussel: Editions de l’Université de Bruxelles, 2018).
- Reinecke, Christine, ‘Localising the Social: The Rediscovery of Urban Poverty in Western European ‘Affluent Societies’’, Contemporary European History, 24:4 (2015): 564.