Borghs, Paul, Echt verbonden. Geschiedenis van het homohuwelijk in België (Aalter: Ertsberg, 2023), 403 p.
Op 1 juni 2023 schreef België geschiedenis door als tweede land ter wereld een wet aan te nemen waardoor twee personen van hetzelfde geslacht in het burgerlijk huwelijk kunnen treden. Het homohuwelijk was een feit. Ondertussen zijn we twintig jaar later en werd het homohuwelijk zelfs opgenomen in de Canon van Vlaanderen. Maar ondanks de canonieke status van deze LGBTQ-emancipatorische mijlpaal werd de federale verkiezingscampagne van 2024 onverwacht gedomineerd door gendergerelateerde thema’s die vanuit specifieke hoek onder vuur werden genomen. Een wapenfeit dat meteen het maatschappelijke belang van studies naar het LGBTQ-verleden van België aantoont. En Echt verbonden is een schoolvoorbeeld van zo’n studie: meticuleus onderbouwd zodat dit moeiteloos hét standaardwerk over dit onderwerp in België wordt waar academici de komende jaren mee aan de slag kunnen, bevlogen geschreven zodat ook het brede publiek met dit boek uit de voeten kan.
Het verhaal van het Belgische homohuwelijk start eigenlijk al in 1989. En niet in België maar in Denemarken. Daar werd toen een geregistreerd partnerschap ingevoerd om discriminatie tussen homo- en heteroseksuele koppels tegen te gaan. En dat was nodig want de aidsepidemie had pijnlijk duidelijk gemaakt hoe machteloos achterblijvende partners van aidspatiënten stonden wanneer hun schoonfamilie hun bestaan simpelweg weigerde te erkennen. België leek in eerste instantie een andere richting uit te gaan. De economische crisis van de jaren 1980 maakte een einde aan de sfeer van vrijheid, blijheid en de vooral linksgeoriënteerde, militante homobewegingen kregen het moeilijk. Al zorgde de afschaffing van het beruchte artikel 372bis in 1985, waardoor de toestemmingsleeftijd voor seksuele betrekkingen voor zowel homo’s als hetero’s op zestien jaar werd vastgelegd, ervoor dat de homobeweging nieuwe thema’s kon aansnijden. Werd het niet tijd voor een wettige regeling voor partners van hetzelfde geslacht? Geen evidente zaak want, zeker na de mini-koningskwestie als gevolg van de abortuswetgeving in 1990, hadden bepaalde politieke partijen de buik vol van ethische kwesties. Bovendien was er onenigheid binnen de homobeweging zelf over het thema. Moest er überhaupt naar gestreefd worden of was huwen hét symbool van kleinburgerlijke homonormativiteit? En indien het huwelijk wel gewenst was, wat was dan de te volgen strategie om draagvlak te creëren en deze eis binnen te halen?
Paul Borghs kan boven op een reeks uiteenlopende bronnen, van mondelinge interviews met de belangrijkste protagonisten van toen tot tijdsdocumenten zoals krantenartikelen en interne verslagen vanuit de homo- en lesbiennebeweging zelf om de moeizame totstandkoming van dat homohuwelijk te documenteren. Daarbij is niet enkel aandacht voor de Vlaamse homo-en lesbiennebeweging maar is ook ruime aandacht voor de situatie aan de andere kant van de taalgrens, waar het debat blijkbaar veel minder intensief gevoerd werd.

Dat brede bronnencorpus stelt Borghs in staat om het verschuivende tijdsbeeld telkens treffend te schetsen. Zo toont Borghs aan dat vanaf de jaren 1990 positievere berichtgeving in de media over de holebigemeenschap (Borghs legt omstandig uit waarom hij gebruik maakt van deze term in plaats van recentere alternatieven zoals LGBTQ) ervoor zorgde dat een wettelijke regeling voor holebikoppels maatschappelijk steeds meer aanvaard werd. Maar ook dat juridische instanties hun schroom behielden en bezwaar maakten. Waardoor de hete aardappel uiteindelijk bij de politieke partijen kwam te liggen. Borghs schetst deze situatie via tal van intrigerende anekdotes, maar nuanceert die ook meteen. Zo wordt de – fel gemediatiseerde – registratie van het samenlevingscontract tussen auteur Tom Lanoye en zijn partner genuanceerd als een ‘symbolische lege doos’. Kwesties rond sociale zekerheid, belastingen of erfenissen bleven immers gewoon bestaan. Maar die lege doos diende volgens Borghs als vliegwiel om het maatschappelijk debat gaande te houden en te illustreren hoe stedelijke overheden hun signaalfunctie konden gebruiken én dat er nood was aan een uniforme regelen doorheen het land.
Vooraleer die uniforme regeling er kwam, zou dit dossier nog tal van onverwachte wendingen, tijdelijke nederlagen en voorzichtige successen kennen. Zoals de affaire-Dutroux die de politieke wil om zich voor holebirechten in te zetten tijdelijk in de koelkast plaatste, of een federale ‘spookwet’ uit 1998 die als juridische slag in het water werd bestempeld en eindeloos veel uiteenlopende voorstellen die maar geen resultaat boekten. Het zou uiteindelijk wachten zijn op de politieke aardverschuiving van 1999 als gevolg van de dioxinecrisis die dat jaar de ‘moeder aller verkiezingen’ volledig beheerste. Zonder Vetsmelterij Verkest had het homohuwelijk in België mogelijk nog jaren langer op zich laten wachten. Plots was er immers een paarsgroene regering zonder christendemocraten aan de macht die er een punt van maakte om ethische thema’s door het parlement te laten behandelen en in wetgeving te gieten. Al toont Borghs overtuigend aan dat de weg vanaf toen ook niet over rozen liep: de Raad van State vertraagde de uiteindelijke invoering en even werd er gevreesd dat het Arbitragehof na enkele verzoekschriften de weg alsnog zou terugschroeven. Uiteindelijk zou paars zich alleen nog verder profileren op ethische thema’s en ook abortus voor holebi’s mogelijk maken, al moet gezegd dat er ook enige politieke opportuniteit gemoeid was bij sommige betrokken politici. Tegenwoordig bepleit zelfs de Belgische kerk het zegenen van homoparen en blijkt de acceptatie van het homohuwelijk er volgens studies stelselmatig op vooruit te gaan.
Maar waarom werd nu precies België het tweede land ter wereld om dat homohuwelijk in te voeren? België is een van de meest geseculariseerde landen ter wereld, waardoor persoonlijke beslissingen niet bepaald worden door religieuze normen. Nochtans was België jarenlang bijzonder sterk verzuild. Maar dat heeft dan weer als gevolg dat er geen taboe lag op het opkomen voor de eigen identiteit. En dat de Belgische politiek gekenmerkt wordt door coalitievorming en pacificatiepolitiek. Die pacificatie is ook te merken binnen het middenveld en de holebibeweging zelf, die er vanaf de jaren 1990 in slaagde om pragmatisch en eensgezind te onderhandelen en op zoek te gaan naar consensus. Ook het cordon sanitaire, waardoor het Vlaams Belang, destijds nog het Vlaams Blok, nooit een directe impact heeft gehad op ethische wetgeving en de positieve impact van media wordt naar voor geschoven.
Echt verbonden is een beklijvende studie. En niemand is beter geschikt dan Paul Borghs om dit standaardwerk te schrijven. Borghs publiceerde eerder al Holebipioniers. Een geschiedenis van de holebi- en transgenderbeweging in Vlaanderen (2015) én was jaren actief in de homo- en lesbiennebeweging, zowel als auteur voor ZiZo-magazine als binnen de Cel Politiek van de Federale Werkgroepen Homofilie, de koepelorganisatie voor de belangenvereniging voor holebirechten en een voorloper van het huidige çavaria. Maar dat maakt van Borghs niet enkel de observerende historicus maar ook historische actor in zijn eigen narratief. In dat narratief benoemt Borghs duidelijk man en paard. Welke politici hebben het debat mee op gang getrokken, vroeg signalen opgepikt en duidelijke stappen gezet? En wie sleepte met de voeten of blokkeerde onderhandelingen? Dat heeft het voordeel van de duidelijkheid, zij het met een angel. Mocht Borghs niet zoveel aandacht hebben voor de bredere maatschappelijke context dreigde dit relaas af te glijden in een vertelling van helden tegenover schurken. Dat evenwicht wordt veel minder goed bewaard wanneer de interne verhoudingen binnen de holebibeweging geschetst worden en met name de strubbelingen tussen de Federale Werkgroepen Homofilie en de Liga van Gespreks- en onthaalcentra voor Homo’s uit de doeken worden gedaan. Strubbelingen waarbij ook Borghs zelf betrokken was en die duidelijk sporen hebben nagelaten, getuige een aantal ontluisterende passages.
Op metaniveau is Echt verbonden hierdoor een interessante case study over historici en de – onmogelijkheid tot – objectieve afstand tot hun onderzoeksonderwerp. Maar Echt verbonden is zoveel meer dan dat. Het is een sterk onderbouwde studie over een boeiend stuk LGBTQ-geschiedenis, die echter ook van belang is voor de geschiedenis van hedendaags België in het algemeen. Een must voor iedereen met interesse in het veranderende partijpolitieke landschap, de belangrijke impact van het Belgische middenveld en de invloed van sociale strijd op de geschiedenis van ons land.
Rejoignez-nous
Consultez les liens ci-dessous