×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Bisschop, Chantal, Meer dan boer alleen. Een geschiedenis van de Landelijke Gilden, 1950-1990. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2015. 401p.

Anneke Geyzen, VUB

Meer dan boer alleen steunt op de doctoraatsverhandeling die Chantal Bisschop in 2012 succesvol heeft verdedigd en sluit naadloos aan bij de onderzoeksthematiek van het Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (KU Leuven) dat de studie heeft geaccommodeerd. Het boek zal veel historici in Vlaanderen bekoren: het is een gedegen organisatiegeschiedenis van de Landelijke Gilden tussen 1950 en 1990 die raakt aan een bredere maatschappelijke context van industrialisering, verstedelijking, economische ontwikkelingen en sociaal-cultureel vormingswerk in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog. Bisschop benadert deze geschiedenis vanuit een multidisciplinair oogpunt, gebruik makend van rural studies, rural social history en social movement history, en combineert daarbij moeiteloos zin voor synthese met oog voor detail. De centrale vraag betreft hoe de Boerenbond zich aanpast aan de naoorlogse transitie van een agrarische maatschappij waarin landbouw de toon aanvoert, naar een rurale samenleving waarin landbouw en platteland niet langer samenvallen. Bisschop bestudeert hoe de Boerenbond zijn identiteit tegen de achtergrond van deze transitie (her)construeert en hoe de organisatie betekenis geeft aan het veranderende platteland. Ze doet dit overtuigend aan de hand van het Boerenbondarchief en interviews met hooggeplaatste actoren, stafmedewerkers en lokale bestuursleden. Vivenkapelle in West-Vlaanderen, ten slotte, is de case study waaraan de onderzoeksresultaten worden getoetst.

Hoofdstuk 1 is een droge geschiedenis van de Boerenbond van 1890 tot de jaren 1990 en is volgens mij geen meerwaarde voor het boek. In hoofdstuk 2 vangt de eigenlijke analyse aan met een overzicht van de culturele werking binnen de Boerenbond tussen 1957 en 1966, wanneer een generatiewissel aan de top organisatorische vernieuwing en interesse voor cultuur aanwakkert. In 1957 richt de Boerenbond de Kultuurdienst op om een plattelandscultuur als tegenwicht voor industrialisering en verstedelijking in Vlaanderen te bewerkstelligen. Hoewel het professionele curriculum het fundament van de werking blijft, spoort de Kultuurdienst de lokale gilden aan om culturele activiteiten te organiseren. Deze aanzet tot sociaal-cultureel vormingswerk wordt in 1965 geïnstitutionaliseerd wanneer de Kultuurdienst wordt omgevormd tot vzw.

Hoofdstuk 3 gaat in op de periode van 1966 tot 1971 en toont hoe het Europese landbouwbeleid, het afnemende belang van de Vlaamse landbouwsector en de doorgedreven specialisering van Vlaamse landbouwbedrijven de Boerenbond ertoe nopen zijn structuur en werking te herdenken. Door de veranderende context moeten gemengde boerderijen plaats ruimen voor gespecialiseerde bedrijven die in de generieke beroepswerking niet langer vinden wat ze zoeken. Overigens diversifieert het platteland met een bevolking die niet uitsluitend meer uit boeren bestaat. Het resultaat is de opsplitsing tussen een beroepsorganisatie met een professioneel curriculum voor boeren enerzijds en de Landelijke Gilden met een sociaal-culturele agenda voor de bredere landelijke bevolking inclusief landbouwers anderzijds.

In hoofdstuk 4 verduidelijkt Bisschop dat de zoektocht naar de plaats en inhoud van de Landelijke Gilden een moeizaam proces is. De Gilden zijn na hun oprichting een lege doos en niemand weet hoe de doos te vullen. Met de totstandkoming van het decreet betreffende het Nederlandstalig sociaal-cultureel vormingswerk in Vlaanderen in 1975 breekt echter een keerpunt aan. Het decreet verplicht de Landelijke Gilden over hun werking na te denken met als resultaat de integratie van de Kultuurdienst en een programma steunend op de culturele ontplooiing van en gezinswerking voor boeren en plattelandsbewoners. De denkoefening gaat hand in hand met de professionalisering van de werking die op overheidssubsidies kan rekenen en geschoolde animatoren kan inschakelen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe het Jaar van het Dorp in 1978 de doorbraak van de Landelijke Gilden inluidt. Laatstgenoemden spelen een belangrijke rol in de organisatie van het Jaar en omkaderen het met een agri-ruralistisch discours dat aandacht heeft voor landbouw en platteland. Na 1978 lijkt de werking gelanceerd: het activiteitenaanbod voor leden breidt uit en een verbrede werking met evenementen zoals de Week van de Landbouw en plattelandsklassen zet landbouw en platteland in de kijker. In de jaren 1980 gooien overheidsbesparingen op sociaal-cultureel vormingswerk echter roet in het eten en moeten de Landelijke Gilden andermaal reflecteren over vormgeving en inhoud. Ze identificeren zich als een christelijke en milieubewuste plattelandsbeweging die gezinswerking hoog in het vaandel draagt.

Bisschop brengt met haar analyse vernieuwende inzichten naar voren; de vraag die ik me na het lezen van het boek echter stel is of het legitiem is de Landelijke Gilden en hun sociaal-cultureel vormingswerk als klankbord te gebruiken voor de Boerenbond en diens constructie van ruraliteit. De studie vertelt ons nergens hoe de beroepswerking omgaat met de transformatie naar een platteland dat niet langer met landbouw wordt vereenzelvigd en hoe boeren tegenover de veranderende notie van ruraliteit aankijken. Daarenboven wordt de Kultuurdienst in sommige hoofdstukken stiefmoederlijk behandeld en is niet altijd duidelijk hoe hij zich ten opzichte van de Landelijke Gilden verhoudt. Ten slotte stel ik de relevantie van Vivenkapelle als case study in vraag, er rekening mee houdend dat Bisschop de particulariteit van West-Vlaanderen meermaals aankaart. Niettegenstaande deze opmerkingen is Meer dan boer alleen een boek dat de Belgische historiografie verrijkt en paden voor toekomstig onderzoek opent.

- Anneke Geyzen